Door Zita Eijzenbach - Verveling is een illusie. 

Eten, wachten, internetten en slapen; een dag van een vluchteling in het Beatrixgebouw in Utrecht is behoorlijk eentonig. Toch blijven Abdulrazik en Ghazil kalm over het feit dat er door het COA tot op heden geen enkele vorm van dagbesteding is georganiseerd voor de inmiddels ruim 450 vluchtelingen in het Beatrixgebouw.

“Natuurlijk, een voetbal zou leuk zijn, maar warme kleding en schoenen zijn belangrijker.” Verveling lijkt een westerse term.

Met zijn blote voeten in plastic slippers zit Abdulrazik (26) naast Ghazil (35) op een muurtje naast het Beatrixgebouw. Het is 17 graden en Ghazil draagt een T-shirt. Niet naar wens in deze temperatuur, maar hij heeft nu eenmaal niets anders. Af en toe wrijft hij zijn armen warm en met een bekertje thee in de laatste middagzon is het nog net te doen. Als het kouder wordt gaan ze naar binnen; daar is niets te doen, maar het is er wel warm.

Het waterige zonnetje in Utrecht, staat in schril contrast met een temperatuur van ongeveer 30 graden in hun geboorteplaats het Syrische Al Halab. Daar boden de slippers aan Abdulrazik’s voeten een ideale bescherming tegen de door de zon opgewarmde straatstenen. Hier lopen zijn voeten bijna blauw aan van de lage temperatuur; geen Nederlander die het in zijn hoofd haalt om nu op slippers naar buiten te gaan. Abdulrazik trekt de kraag van zijn fleecevest nog eens op.

Dat er tussen de maaltijden door geen invulling aan de dag van de vluchtelingen wordt gegeven door het COA, deert de twee amper. Ze kletsen wat, kunnen – veilig - buiten zijn en zijn ‘zo wel tevreden’. 


Naast de kleren aan hun lijf en de smartphone in hun handen, hebben de twee Syrische vluchtelingen niets. Ze zeggen van dag tot dag te leven; de onzekerheid over de duur van hun verblijf in Utrecht is geen probleem voor ze en de invulling van hun dag, is nog veel minder van belang. 

Vroeger voetbalde Abdulrazik graag, maar ook al zou hij mogen kiezen, heeft hij liever warme kleding en schoenen, dan een voetbal tegen de verveling. Hoe lang ze hier in Utrecht zullen blijven is onduidelijk, maar dat het alleen maar kouder wordt de komende tijd is een feit.

Ghazil vertelt dat alle mannen hier, via het COA, een uur gratis kunnen sporten in de sportschool verderop. Inmiddels heeft het tweetal dat uur al gebruikt en ondanks dat ze ervan genoten hebben, gaan ze niet nog een keer. 
“We hebben geen geld om nog een keer te gaan. We eten ’s ochtends, daarna surfen we op internet, zitten we in de zon, roken we een sigaretje en daarna is er weer eten en gaan we slapen.” vertelt hij luchtig. “En de volgende dag weer, totdat we ergens anders heen gaan met de bus.” 


Eindbestemming

Toen ze in augustus begonnen aan hun reis met een kleine groep mannen, was de exacte bestemming nog niet bekend. Dat de reis moest eindigen in Zweden, Duitsland, Noorwegen of Nederland was wel duidelijk.


“Voordat we thuis vertrokken, hadden we van iemand gehoord dat iedereen hier gelijk behandeld wordt. De rechten van de mens staan in deze landen hoog in het vaandel,” zegt Ghazil. 
“En de mogelijke gezinshereniging,” voegt Abdulrazik er aan toe. Hij liet zijn vrouw en kind achter in Al Halab.

Na de registratie in Ter Apel, worden de twee direct over gebracht naar een opvangcentrum elders. 
“In Ter Apel was het veel te vol; mensen zitten daar echt op elkaar,” vertelt Abdulrazik. Hun polsbandjes wijzen uit dat ze nog op een andere locatie in Nederland zijn geweest, maar waar precies, dat weten de mannen niet. 


 Abdulrazik.: “We zijn blij met de opvang en alles dat we nu hebben: eten, internet, een bed; zo ben ik tevreden. Ik wil nergens om vragen, ook niet om een voetbal.”

De stad in

Behalve een bezoek aan de Essalaam moskee in Hoograven en een wandeling door Hoog Catharijne, zijn de twee in en bij het Beatrixgebouw gebleven. Het offerfeest vieren met de Arabisch sprekende Utrechters deed hen goed, maar het was ook confronterend. 

“Normaal vieren we het met onze familie, maar omdat zij er niet bij waren, was het gemis extra groot.”

Met een brok in zijn keel, vertelt Ghazil dat hij zijn vrouw en hun vier kinderen heeft moeten achter laten in Al Halab. Het geld om ze mee te nemen op reis, was er niet. Eens in de tien tot vijftien dagen, heeft hij telefonisch contact met ze. In de tussentijd, kan hij alleen maar hopen dat het goed met ze gaat. Hij knippert eens met zijn ogen en kijkt vluchtig naar de hemel.

Voor Abdulrazik en Ghazil is de taalbarrière te groot, om vrij op pad te gaan. Contact met Arabisch sprekende Utrechters is er wel in de moskee, maar de meeste mensen die ze treffen, spreken alleen Nederlands of Engels. 

Het woord ‘verveling’ lijken ze niet te kennen, het woord ‘dankbaar’ noemen ze keer op keer. Na lang nadenken, geeft Abdulrazik toe dat er toch iets is dat hij zou willen, maar echt pas na de kleren en de schoenen. 
“Boeken, om de taal te leren.” Trots vertelt hij dat hij nu tot tien kan tellen in het Nederlands. “En het is de tiende dag dat ik in Utrecht ben.”

(Dit artikel is gemaakt met hulp van de tolken Soukaina Belahnichi en Amina Haitoute)