Anton Rosmüller, dichter, muziakant, levensfilosoof en schaker, stond bekend als de Utrechtse bard. Hij overleed vorige week op 76-jarige leeftijd. In 2008 had Ton van den Berg een interview met deze levensgenieter voor het lokale blad Ons Utrecht. Hieronder dat interview.

Na cd’s en dichtbundels nu ook een wandelboek van Anton Rosmüller

‘M’n ouders zouden trots op mij zijn geweest’ 

Het wandelboek over Utrecht is er gekomen omdat Anton Rosmüller plotseling tijd over had. Niet dat hij daar zo blij mee was want de verbouwing van café Ledig Erf ontnam hem zijn tweede huiskamer. “Het was zo’n modern ding geworden, het karakter van het praat- en schaakcafé was volkomen weg. Ik ging er niet meer naar binnen en had daardoor tijd over en ging meer wandelen in Utrecht.”

Rosmüller pakt een stadsplattegrond en vouwt die uit op de grond in zijn benedenwoning in Wijk C. “Kijk, ik ben die blauwe en groene plekken op de kaart gaan opzoeken. Zo ontdekte ik dat Utrecht een echter waterstad is met al die kanalen, maar ook een parkstad en een fortenstad. Tijdens die wandelingen kreeg ik het idee dat er een boekje in zat. Maar ik ben weliswaar dichter, ik ben geen schrijver. Wie kon ik daarvoor vinden? Nou, dat was niet zo moeilijk want dat moest Kees Volkers worden. Die ken ik van het schaken en het café en ik wist dat hij een historisch-geograaf is en al eens eerder een wandelboekje had geschreven.”

Met Kees Volkers maakt Rosmüller diverse wandelingen door de buitenwijken van Utrecht wat leidde tot het onlangs gepresenteerde boek ‘Mooie wandelingen buiten de binnenstad van Utrecht’. “Het heeft wel bijna drie jaar geduurd voordat het boek werd uitgegeven, maar het is er dan toch maar. M’n ouders, ze zijn twintig jaar geleden overleden, zouden trots op mij zijn geweest.”

Ledig Erf

In café Ledig Erf komt Rosmüller niet meer. Nadat de vorige eigenaar het verkocht veranderde het café van interieur en werd de schaakclub verbannen. “Ik wandel er wel eens langs en als de jongens van de wielerclub op het terras staan maak ik daar nog wel een praatje mee, maar in het café heb ik niets te zoeken. Het afscheid was zwaar. Ik heb er nog gedichtjes over gemaakt.” Rosmüller pakt een paar velletjes papier en overhandigt ze. Op de eerste staat: ‘Het café verkocht, het interieur vernieuwd, alles lijkt perfect, alleen de stilte in mij weet wat niet meer is’. “En deze laat zien hoe ik me erover voel.” ‘De deur staat open, binnen is alles nieuw, buiten regent het, stil sta ik op de drempel, ga ik hier nog naar binnen?’

Anton Rosmüller bij de presentatie van zijn wandelboek in cafe Kanaalzicht in 2008. Foto: Ton van den Berg

Rosmüller ‘verhuisde’ naar een café in de Twijnstraat en nam de schaakmakkers van het Ledig Erf mee. “Het was er wel leuk, voor even. Maar na drie maanden zag ik dat ik in dat café alleen maar met mannen zat. Daar had ik op het seminarie bij mijn priesteropleiding al genoeg van gehad, dit hoefde van mij niet. Ik miste de sfeer van het Ledig Erf. Ik probeerde het te vinden bij de Morgenster, maar daar komen mensen die overdag werken en daarna vooral praten over dat werk. Nadat ik een vent die voor de zoveelste keer over zijn cateringbedrijf begon had aangehoord ben ik weer verder gaan zoeken. Nu kom ik vaak in café Derat waar ik kan schaken en kaartspelen. De eigenaar heeft ooit ook gewerkt in het Ledig Erf. En een enkele keer loop ik ook toch nog wel even weer binnen bij de Morgenster, maar het huiskamergevoel van weleer is toch weg. Ach, het wegvallen van het Ledig Erf was een tegenslag in het leven. Maar ik ben inmiddels 61 en heb leren omgaan met tegenslagen.”

Rosmüller is een wandelaar, dichter, zanger en nu dus ook medeschrijver van een wandelboek. “Ik wandel heel veel. Ik heb het Pieterspad, het Zuiderzeepad, Graafschappad en nog zo wat van die lange-afstandswandelingen gedaan.” Zijn hand legt hij op een stapeltje wandelboeken als bewijs dat dat achter de rug is. “Met de ervaring die ik bij die wandelingen heb opgedaan heb ik in Utrecht rondgelopen. Ik zocht naar de mooie doorkijkjes en daarbij vielen me de aanwezigheid van de parken en forten me op. Een paadje langs de Vecht bij Oud-Zuilen kan me dan bekoren of het beeld dat je ziet bij de Zilveren Schaats aan de achterkant waar vroeger het Antonius Ziekenhuis stond. Dat is zo’n verstilde plek, het is alsof je naar een 19e eeuwse situatie kijkt.”

“Naar gebouwen keek ik niet zo. Dat deed Kees wel. Ik heb niets met gebouwen want die stralen autoriteit uit en daar heb ik niets mee want ik wil niet luisteren naar autoriteiten, daar bots ik telkens mee.”

Vierkwartsmaat

Het lopen zelf doet Rosmüller in een marstempo, maar zonder haast. “Van prestatielopen moet ik niets hebben. Als je loopt en je bent alleen kun je beter bij je geest komen. Daarom kan ik tijdens zo’n wandeling ook liedjes bedenken want dan laat ik mijn gevoelens en geest wapperen. Het wandelen houdt mijn hart gezond, schrijf ik ook in een van mijn liedjes. Liedjes in vierkwartsmaat, zoals mijn pasfrequentie.”

Voor het wandelboek schreef Rosmüller geen liedjes maar een aantal zogeheten tanka’s. “Dat ik niet meer in het Ledig Erf kwam leverde ook nog iets creatiefs op want ik ging tanka’s schrijven.” Hij legt uit: “Waar een haiku-gedicht stopt gaat de tanka verder. Het gaat om een natuurbeeld dat je erbij moet schrijven.”

Kees vroeg of ik ook voor het boek tanka’s wilde schrijven. Dat heb ik gedaan, maar dat ging dus niet vanuit mezelf. Het was een opdracht. Ik ben dan ook benieuwd of ik ze over vijf of tien jaar ook nog wel goed vind en dat het dan niet voor mij iets is als op een slimme manier woordjes aan elkaar plakken.”

Een van de tanka’s gaat als volgt: ‘Vanaf een viaduct zie ik neer op de Lunetten, Utrecht fortenstad, moest jij jezelf omgorden, ik heb nooit een harnas aan’. Het zegt ook weer iets over Rosmüller want die altijd bezig is de ruimte om hem heen op te zoeken. “Ik wil niet opgesloten raken,” zegt hij.

Het is een reactie op zijn seminarietijd, hij zou priester en later zelfs paus worden, die hij als een beklemmende periode heeft ervaren. Hij voelde zich verloren en verlaten, alles wat de bijbel hem leerde bracht hem in botsing met de wereld om hem heen. Een gelofte van gehoorzaamheid maakte hem argwanend tegen alles wat autoriteit heet te zijn. Hij kwam erdoor in psychotherapie, maar dat hielp hem niet met zijn alleen-zijn om te gaan. Dat lukte pas nadat hij het geloof in een god en het de opleiding aan het seminarie in 1974 verruilde voor een vijfjarig verblijf op het hippe Ibiza waar hij ‘leefde van de wind’.

Toen dat avontuur achter de rug was wilde Rosmüller schaakmeester worden en dat scheelde maar weinig. Hij werd nog wel winnaar van de open kampioenschappen schaken van de eilandengroep de Belearen, Parijs en Utrecht. Er is niemand die hem in dat rijtje overwinningen nadoet. Maar het was te laat, voor een professionele schaakcarrière bleek hij te oud.

“Daarna kwam de poëzie. Gelukkig maar want het bood me een uitweg voor mijn gevoelens. Ik heb zeven dichtbundels in eigen beheer uitgegeven. Het zijn gedichten over mij en mijn alleen zijn. Ik heb ook drie cd’s met mijn liedjes die ik zelf zing want dat had ik geleerd op het seminarie. De meeste liedjes gaan ook over mij. In Nooit van de Dom gesprongen laat ik zien dat ik ondanks mijn alleen zijn zeer gehecht ben aan het leven. Ik schreef het vlak nadat Herman Brood van het Hilton-hotel was gesprongen.”

Dichten, wandelen, zingen. Waar doet Rosmüller het van? “Vanochtend kreeg ik een brief van de sociale dienst van de gemeente. Ik hoef tot 2012 niet meer te solliciteren, dan word ik 65. Eindelijk erkenning. Sinds 1981 werk ik al niet meer. Ik kan niet tegen autoriteit en daarom lukt het me niet onder een baas te werken. Ik onttrek me ook aan groepsnormen. Jarenlang hebben ze geprobeerd mij te herintegreren, een arbeidspsycholoog wroette aan mijn ziel en liet me niet met rust. En nu zeggen ze dat ik om persoonlijke redenen niet aan de sollicitatieverplichtingen kan voldoen. Ze leggen het bij mij neer. Ik vind het best.”

Op zijn sloffen slentert Rosmüller naar de keuken om een kop koffie te halen. Hij wijst naar de verwilderde tuin achter de woning waar het groen alle kanten op gaat. “Ik houd het natuurlijk wel een beetje bij want in Wijk C verwachten de buren toch een beetje orde van je.” Hij gaat weer zitten. “Wat ik nog meer ga doen na dit wandelboek? Niet veel, denk ik. Emotioneel ben ik klaar. Een van mijn eerste gedichten betrof ‘Ik ben alleen’ en daarna heb ik zo’n beetje het hele scala van alleen-zijn wel geuit. Ik ben alleen, dat is duidelijk. Graag had ik een vrouw gehad, maar dat heeft er niet in gezeten. Ze waren er wel, maar ze gingen ook weer weg. Mijn eerste drie bundels gingen ook over die afwijzingen. De vrouw: ‘Stront ben je, - en ik trap er steeds weer in’. Ach, het gaat goed met mij nu. Vanmiddag ga ik weer naar het café en eind van de week ga ik wandelen in de Achterhoek. Wat er nog uit mij komt zullen we wel zien. Het is niet zo belangrijk. Als ik maar door kan gaan met wat ik doe.”

De auteurs van ‘Wandelen buiten de binnenstad van Utrecht’ Kees Volkers (rechts) en Anton Rosmüller aan de wandel langs het Merwedekanaal in 2008. Foto: Ton van den Berg