door Henk Roozeboom

In 1843 kreeg Utrecht haar eerste centraal station op het terrein van een geruimd kerkhof aan de rand van de stad, waar misdadigers en zelfmoordenaars hun laatste rustplaats vonden. De eerste dienstregeling, te zien tijdens de tentoonstelling, geeft aan dat slechts zes treinen Utrecht in die tijd dagelijks aandeden.

            Tegenwoordig is dat aantal gegroeid tot 1000 treinen per dag. Geen wonder dat het aantal sporen, perrons en stationshal in de loop der jaren mee hebben moeten groeien. Maar de locatie van Utrecht CS is hetzelfde gebleven. Met de groei van de stad maakt het CS nu deel uit van het centrum en wordt de stad door die rails zelfs in tweeën gedeeld.

            Tot diep in de jaren zestig waren de verkeersbottlenecks bij het Leidsche Veer en de Van Sijpesteijnkade een doorn in het oog van menig autobezitter. Architect Sybold van Ravensteyn ontwierp het karakteristieke gebouw met die golvende gevel dat veel Utrechters zich zullen herinneren.

Boven de hoofdingang sierde een gebeeldhouwde Phoenix dat station dat in 1939 officieel geopend werd. “Na de sloop in 1973 is die Phoenix in handen gekomen van een gelijknamige Delftse studentenvereniging,” zegt de conservator van Het Spoorwegmuseum, Jos Zijlstra. “Speciaal voor deze tentoonstelling hebben we hem even naar Utrecht gehaald.”

            Waarschijnlijk stond die Phoenix symbool voor het nieuwe station dat uit de as van het in 1938 volledig door brand verwoeste toenmalige station verrezen is. Een editie van het Utrechtse Nieuwsblad uit dat jaar doet daar, in de tentoonstelling, verslag van. Ook zien we de beelden in de doorlopende filmvoorstelling in het als spoorbioscoop ingerichte gedeelte van de wagon.

            De Phoenix keek uit over het stationsplein met het busstation waar blauwwitte bussen geparkeerd stonden. En achter de met knipperbollen beschermde zebra’s lag het toenmalige hotel Terminus. Voor velen die rond 1960 geboren zijn, moet dat een feest van herkenning zijn.

            Oude prentbriefkaarten, origineel gepresenteerd in een moderne ansichtkaartenmolen, geven een beeld van hoe het er toen uitzag. Kaarten en schilderijen maken het beeld compleet. “In feite,” zegt Zijlstra, “bieden wij in deze tentoonstelling puzzelstukjes aan waarmee je de geschiedenis van het stationsgebied kunt reconstrueren.”

            Daarnaast zijn er voorwerpen van toen te zien. Zoals een moederklok die alle klokken in het hele station mechanisch aanstuurde, opdat ze alle gelijk liepen. Af en toe worden de bezoekers opgeschrikt door de vleugelslag van een mechanische uil. Deze ‘vogelverschrikker’ verjoeg spreeuwen en duiven die zich onder de overkappingen wilden nestelen.       

De verhalen van de reizigers en het spoorwegpersoneel, afkomstig uit overlevering en vele documenten, zijn door Zijlstra en spoorkenner Victor Lansink opgetekend in het boek: Utrecht Centraal. In samenwerking met het Utrechts Archief en Het Spoorwegmuseum is deze uitgave mogelijk gemaakt.

Tentoonstelling Utrecht Centraal te zien van 2 nov. 2016 t/m 5 febr. 2017 in: Postrijtuig NS mP3031 in Het Spoorwegmuseum. Informatie: www.spoorwegmuseum.nl/#!/tentoonstellingen/utrecht-centraal