Door Louis Engelman - ‘Regentesk’. Dat woord gebruikt Miriam Sterk, voorzitter van het stedelijk huurdersplatform ‘De Bundeling’ als zij de houding typeert van de gemeente Utrecht tegenover de huurders van corporatiewoningen in de stad.

Met name SP-wethouder Paulus Jansen staat volgens Sterk niet open voor een gelijkwaardige rol van haar organisatie in het stedelijk woningbeleid. “Hij noemt onze verlangens ‘procedureel geneuzel’. Ik vind dat stuitend.”

In een reactie zegt Jansen er inderdaad niet voor te kiezen De Bundeling bij alle gesprekken met de corporaties te betrekken. Hij prefereert een directe relatie met de huurdersvertegenwoordigingen van de corporaties. De betiteling ‘regentesk’ noemt hij ‘buitengewoon flauw’. “Daar word ik een beetje moe van.”

De ergernis van Sterk komt naar voren in een gesprek over de positie van de Utrechtse huurdersorganisaties na de invoering in juli van de nieuwe Woningwet. Die geeft de huurders veel meer zeggenschap dan voorheen. Voortaan kunnen zij op gelijke basis met de corporaties en de gemeente afspraken maken over de volkshuisvestelijke taken in hun gebied.

Met name geldt dat voor het opstellen van de zogenoemde prestatieafspraken, waarin voor een periode van vier jaar wordt vastgelegd welke activiteiten corporaties op woninggebied zullen ondernemen. Dat kan de omvang van de woningverbetering betreffen, het verduurzamen van het huizenbestand of het bepalen van het aantal nieuw te bouwen huurwoningen. De Bundeling, sinds 1994 koepelorganisatie, helpt de huurdersverenigingen van de corporaties bij het maken van hun keuzes.

Wethouder Jansen overlegt volgens de voorzitter wel met De Bundeling, maar houdt de koepel op het punt van de concrete prestatieafspraken buiten de deur. Sterk: “Zoals de corporaties zijn verenigd in de STUW (Stichting Utrechtse Woningbouwverenigingen) en als zodanig gesprekspartner zijn van de gemeente, zo zijn de huurders verenigd in De Bundeling en moeten op die manier kunnen meebeslissen over alle stedelijke woonafspraken.”

Door dat niet toe te laten erkent Paulus Jansen de huurdersverenigingen volgens Sterk niet als een volwaardige partner in het overleg. En dat is, vindt zij, in strijd met de geest van de nieuwe Woningwet.

Miriam Sterk. Foto: Louis Engelman

De voorzitter van De Bundeling hoopt dat de drie grote Utrechtse corporaties (Portaal, Mitros en Bo-ex) meer begrip zullen opbrengen voor haar argumenten. Ze ervaart het positief dat Portaal haar aanstaande zaterdag heeft uitgenodigd voor de eerste ‘Dag van het Huren’. De corporatie wil dit moment gebruiken voor het opnieuw oprichten van een huurdersbelangenvereniging. Een eerdere huurdersvertegenwoordiging was enkele jaren geleden gestopt.

In een persverklaring stelt manager volkshuisvesting Reijnder Jan Spits van Portaal het als ‘een gemis’ te ervaren dat zijn corporatie geen belangenvereniging heeft. “Onze huurders worden onvoldoende gehoord.” Ook Spits onderstreept dat ‘de huurders door de nieuwe wetgeving als volwaardige derde partij een sterke positie naast gemeente en corporatie innemen’.

Miriam Sterk vindt dat wethouder Jansen dezelfde insteek zou moeten hebben. “Nu praat hij alleen met de huurders per corporatie. Dat zorgt ervoor dat de huurdersbelangenverenigingen geen totaaloverzicht hebben. Wij proberen die grote lijn in het woningbeleid wel te pakken, zodat alle huurdersverenigingen weten wat de stad nodig heeft.”

Een voorbeeld van de problemen die De Bundeling signaleert is de verdeling van sociale huurwoningen over de gemeente. Sterk constateert dat de corporaties geneigd zijn hun dure huurhuizen in de binnenstad en Utrecht Oost te verkopen om met de opbrengsten nieuwe activiteiten te ontwikkelen.

“Op zichzelf is het goed als de corporaties financiële middelen creëren om tot kwalitatieve woningverbetering te komen. Maar het betekent tegelijkertijd dat die wijken niet meer bereikbaar zijn voor huurders met een laag inkomen. Dus dreigt er een tweedeling in Utrecht en komen er voor de sociale huurders veel minder eengezinswoningen ter beschikking. Zij zijn dan voornamelijk op flatwoningen in Utrecht Noord en West aangewezen. Het is de vraag of dat ethisch toelaatbaar is. In ieder geval is die eenzijdigheid geen goede zaak.”

Sterk stelt dat de huurders dergelijke stedelijke ontwikkelingen gezamenlijk met de gemeente en corporaties moeten kunnen bespreken. Om die reden zou wethouder Jansen de huurderskoepel volgens haar tot álle overleggen over de prestatieafspraken, die eind dit jaar moeten zijn geformuleerd, moeten toelaten. “Want nu zijn de huurders wel op papier een gelijke partij in de onderhandelingen, maar in de praktijk nog lang niet.”

Volkshuisvestingwethouder Jansen zegt in een reactie exact te doen wat de nieuwe Woningwet hem voorschrijft. Hij kiest er daarbij niet voor De Bundeling automatisch bij alle gesprekken uit te nodigen. “In de aanloop naar de prestatieafspraken met de corporaties praat ik sinds het begin van dit jaar tevens met de huurdersvertegenwoordigers. Zo hou ik de huurders zo dicht mogelijk bij huis. Ik voel er niets voor om met de vertegenwoordigers van de vertegenwoordigers te gaan praten.”

Maar als de huurdersbelangenverenigingen besluiten De Bundeling bij de gesprekken met de gemeente uit te nodigen dan vindt Paulus Jansen dat prima. “Dat staat hen vrij. Mij is er alles aan gelegen de inbreng van huurders groter te maken. Maar bij de Bundeling heb ik soms sterk het gevoel dat zij als eerste aan de knoppen willen draaien.’

Jansen vraagt zich openlijk af in hoeverre De Bundeling de huurders van de corporaties werkelijk vertegenwoordigt. “Utrecht telt 44.000 huurders in de sociale huurwoningen. Ik ben vrijwel bij alle bijeenkomsten van De Bundeling geweest en dan zie ik daar hooguit 40 tot 60 mensen.”

Hij onderstreept nog eens zich als wethouder verantwoordelijk te voelen voor de belangen van alle huurders, maar evenzeer voor de corporaties en voor de woningzoekenden. “En ik ben geen slaaf van De Bundeling.”