René van Maarsseveen - Pakistaan Adil is acht jaar geleden als asielzoeker vanuit Pakistan hier gekomen. Daar was hij socioloog, nu doet hij iets in personeelswerk. Hij woont in Amersfoort en werkt in Utrecht. Ik heb hem een paar keer ontmoet en spreek hem nu tijdens een receptie bij een gemeenschappelijke relatie.

Wanneer ik hem feliciteer met zijn Nederlands, realiseer ik me direct dat het woord ‘gefeliciteerd’ wellicht niet op zijn plaats is. Beter had ik er een algemene opmerking over kunnen maken. Maar hij is er blij mee. Zijn Nederlands is echt ongelooflijk verbeterd sinds de eerste keer dat ik hem sprak, vijf jaar geleden. Je hoort dat het niet zijn moedertaal is, maar zijn zinsopbouw en uitspraak zijn zoals het hoort.

Integreren

‘Veel met Nederlanders omgaan’, zegt Adil, ’dat is het best. Integreren. Ik kom Turken tegen die hier al dertig jaar zijn en nog nauwelijks Nederlands praten. Fout van hen, maar ook van de Nederlandse bestuurders’.

‘Ik ben het helemaal met je eens’, antwoord ik. Haast vanzelf komen we op het onderwerp vluchtelingen. Al die mensen die de Nederlandse taal niet kennen en uit een andere culturen komen.

‘Deze vluchtelingen gaan een probleem worden’, zegt Adil overtuigend. Voor ik iets kan zeggen gaat hij verder, ‘Ik vind dat Nederland en de Nederlanders ook naar zichzelf moeten kijken’.

Economische groei

Ik kijk hem vragend aan, bij deze verrassende wending.

‘Ik kwam hier vlak voor de crisis begon, in 2008. Er zijn in de tussentijd veel fouten en misstanden in het Nederlandse systeem naar buiten gekomen. Er is veel veranderd. Ze zeggen dat de crisis voorbij is. Ik denk dat we er nog middenin zitten’.

Toevallig denk ik er net zo over. De economie draait wellicht weer een beetje beter, maar dat komt vooral doordat bedrijven hebben gereorganiseerd, nieuwe technologieën voor nieuw werk hebben gezorgd en aantrekkende export. Het kan zo weer inzakken. Echt stabiel is het nog niet.

Fileprobleem

Ik ben daarom benieuwd naar de ideeën van Adil. ‘Neem bijvoorbeeld het fileprobleem. Elke ochtend en avond staan er weer dikke rijen op de snelwegen in Nederland. Waarom? Omdat iedereen om negen uur op kantoor wil zijn en om zes uur achter de aardappels wil zitten. Ik heb met mijn baas afgesproken, ik werk negen uur per dag. Ik kom na tien uur en ga om ongeveer half zeven weg’.

‘Da’s mooi, maar niet in elke baan kan dat’.

‘Dat kan in veel meer banen dan je denkt’, reageert Adil fel, ‘het is een kwestie van doen. Als er een ramp gebeurt, kan heel veel dat anders niet kan. Dan passen mensen zich makkelijk aan. Zie het fileprobleem als een ramp en verspreid de werkuren. Daarna is het een kwestie van communiceren. Iedereen, mijn collega’s en mensen in mijn werkveld, kent mijn werktijden en houdt daar rekening mee’.

‘Het klinkt goed’.

‘Het is goed. Ik heb vrijwel nooit last van files. Alleen in de stad. Zal ik je nog iets vertellen? Dat hele verkeersplan met die assen en dergelijke door de stad, heb je daarover gehoord?’

Ik knik voorzichtig.

Périphérique

‘Dat zouden ze toch veel rigoureuzer moeten aanpakken. Ik vind het al vreemd dat er prachtige snelwegen rondom Utrecht liggen, maar dat je nauwelijks fatsoenlijk van de A27 naar de A2 kunt. Dan moet je door een straat in Overvecht. Dat ze daar geen snelle verbinding hebben gelegd. Het had een mooie périphérique opgeleverd’.

‘Je bent echt niet de eerste die dat heeft gedacht’, zeg ik met een samenzwerende glimlach, ‘maar dat heeft toch niets te maken met het Utrechtse verkeersplan. Dat gaat toch over de hoofdassen of zoiets’.

Utrechts verkeersplan

‘Ja, dat klopt. Moet jij eens van de Marnixlaan richting Amersfoort gaan. Dan word je halverwege de Einsteindreef naar de Kardinaal de Jongweg gestuurd. Ik rijd dan rechtdoor naar de ring. Dat voelt korter en is het wellicht ook sneller. Ik hoorde dat ze een paar jaar geleden dat gebied aan de andere kant van de Gageldijk hebben herverkaveld. Ik snap niet dat ze bij de aanleg van Leidsche Rijn niet voor een doorgaande rechte weg hebben gekozen van Leidsche Rijn naar Gageldijk’.

‘Ik begrijp wat je bedoelt, een soort as waar straten op uitkomen, waar je naar toe rijdt als je de stad uit moet’.

‘Ik ken Utrecht niet van voor Leidsche Rijn, maar hoe dat daar bij de A2 is gemaakt. Het heeft me tijd gekost de logica van wegen, die tunnel en dergelijke verkeersoplossingen te zien. En ik zeg je, er is geen logica daar. Dat heeft iemand op zijn zolderkamer uitgedacht, ver van de realiteit. Dat zie je des te meer wanneer je mensen van buiten de weg moet uitleggen’.

Nederlander

‘Jij bent goed ingeburgerd’, zeg ik.

Adil kijkt me aan, zich afvragend of ik dat positief bedoel. Hij hoorde ongetwijfeld de afwijkende intonatie in mijn stem.

‘Ja, je bent een klager. Net als andere Nederlanders’, zeg ik met een vriendelijke lach. Je weet immers nooit hoe hier cultuurverschil toch ineens een misverstand kan opleveren tussen een Pakistaanse Nederlander en een rasechte Utrechter.