Ir. Henk Dam wordt 100 jaar in 2021, hij werkte als stadsarchitect tussen 1950 en 1982 voor de dienst Openbare Werken van de gemeente Utrecht. In de serie Memoires van een stadsarchitect hierbij zijn herinneringen aan die periode.

21 - WERKGROEP HERSTEL LEEFBAARHEID OUDE STADSWIJKEN

In de jaren ’70 waren er allerlei actiegroepen actief over diverse zaken. Onder meer fungeerde bovenvermelde groep, bestaande uit een tiental studenten en andere jonge mensen, die zich verweerden tegen het binnenstadsbeleid van de gemeente. Ze roerden stevig de trom en brachten met goed onderbouwde rapporten heel wat in beweging.

De leiders waren vooral biologie studenten die de naar voren gebrachte ideeën droegen. In grote lijnen waren ze voorstander van het behoud van eenmaal gegroeide zaken en waren ze tegenstander van grove ingrepen. Ze hadden voor hun acties behoefte aan kaartmateriaal en dergelijke.

Mede om hierin te voorzien hebben B en W mij aangesteld als hun contactman met de gemeente. Ik heb ze heel wat toegespeeld en woonde ook af en toe een vergadering van hen bij. Het was vaak heel zinnig wat ze naar voren brachten. Eens is, op verzoek van het gemeentebestuur, een bespreking belegd van de werkgroep met mijn hoofddirecteur Hogendoorn, om een aantal hot-items ten principale aan de orde te stellen. Hogendoorn heeft mij verzocht er bij aanwezig te zijn.

Het was een boeiend gesprek, waarbij mijn directeur het vuur na aan de schenen werd gelegd en hij het behoorlijk benauwd had. In feite was hij tegen hun argumenten niet opgewassen. Tot een zichtbaar resultaat heeft het niet direct geleid. Mijn conclusie was dat mijn directie niet altijd het goede gevoel bezat voor wat er in de samenleving leefde en dat ze wat teveel hun eigen denkbeelden achterna liepen. Een gevoel dat ik wel vaker had, maar dat door het gesprek met Herstel Leefbaarheid bevestigd werd.

De Werkgroep zijn we met ons werk in de binnenstad ook enkele keren tegen gekomen. Merkwaardig genoeg leidde dat soms tot weinig zachtzinnige confrontaties.

Toen we bezig waren met het grote herstelplan van de werfmuren, kregen we van de werkgroep Herstel Leefbaarheid te horen dat met de afbraak van de muren, die bijna altijd voorafging aan het herstel, zeer zeldzame vegetatie verdween en bedreigd werd met algehele ondergang.

Eén van de plantjes was de tongvaren die alleen zou voorkomen in Zuid Limburg en in Utrecht op de werfmuren. Verschillende leden van de werkgroep studeerden biologie. Er was dus alle reden om hun bezwaar ernstig te nemen. Er is toen besloten grote stukken werfmuur met beplanting en al uit te nemen en over te brengen naar de stadswerf. Op het juiste moment werden deze grote brokstukken weer ingemetseld. Grote vreugde bij de werkgroep.

Later bleek dat de meeste planten alsnog teloor gingen. Naderhand vernamen we dat de tongvaren ook welig tierde op stapels oude bakstenen die soms al jarenlang op de gemeente werf stonden. Dit werd ons medegedeeld door de vaste werklieden van de gemeentewerf. We hebben het maar zogelaten.

Muurplanten tegen de werfmuur van de Oudegracht in de jaren '50. Foto: HUA

Een interessante restauratie, naar ontwerp van Cees Baart de la Faille, hebben we uitgevoerd aan een pand dat op de hoek van het Domplein en de Korte Nieuwstraat stond. Het is een groot middeleeuws huis dat de laatste 50 jaar een slechte eigenaar had gehad, een gerenommeerd boekenantiquariaat. De gemeente heeft het aangekocht, met waarschijnlijk de bedoeling om het voor verkeersdoeleinden af te breken.

Het grote huis is in drie wooneenheden gesplitst. Alles uiteraard met goedkeuring van de Rijksdienst Monumentenzorg. Inwendig was het een moeilijk geval en er zijn nieuwe elementen ingebracht die naar beste weten bij het oude gebouw pasten. Ook is een etalageraam uit 1910/1920 verwijderd. Dit inbreien nu was niet naar de zin van de werkgroep. Het oorspronkelijke gebouw zou teveel worden aangetast.

In een gesprek met hen heb ik nog eens omstandig uiteengezet wat onze beweegredenen zijn geweest, onder mededeling dat de restauratie, die al volop aan de gang was, ongewijzigd door ons zou worden uitgevoerd. Ze hebben zich er kennelijk bij neergelegd, want ik heb ze er nooit meer over gehoord.

Van een iets andere aard was het volgende. Toen we volop bezig waren met het verbeteren van de Mariaplaats, rondom het Gebouw van K. en W. kwamen ze ineens te voorschijn met een studie over nagenoeg hetzelfde gebied, met als uitgangspunt de middeleeuwse Mariakerk en een aantal grote woonhuizen van rijke geestelijken, kapittelheren die om de kerk heen woonden.

Het gaf geen enkel aanknopingspunt met onze plannen. Er waren geen nieuwe inzichten te bespeuren en van alles wat er vroeger wellicht heeft gestaan, is nauwelijks iets meer aanwezig. Het werd met veel tamtam aangeboden aan het gemeentebestuur. De pers was ruimschoots aanwezig en werd door de werkgroep gretig gefaciliteerd. Ik heb het allemaal mogen bijwonen en heb me er enigszins aan geërgerd dat de indruk werd gevestigd dat wij, als Dienst Openbare Werken, op losse gronden maar wat aan het rommelen waren. De hele actie is een zachte dood gestorven.

Tenslotte nog een positief geluid. Twee leden van de werkgroep zijn later gaan werkn bij de afd. Gebouwen en Monumenten, beide belast met bouwhistorisch onderzoek. De ene, drs. Frans Kipp had daarbij de leiding, de andere is Bart Klück (aanvankelijk freelance).

Tekening van omgeving Achter Clarenburg in 18e eeuw gemaakt door bouwhistoricus B.J.M. Klück ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Utrechts Monumentenfonds in 1993. Illustratie: HUA