Een asielzoeker werd deze week tegen de zin van de gemeente Utrecht uit het asielzoekerscentrum in Oog in Al gezet. Staatssecretaris Teeven gaf daar, achter de rug van de burgemeester om, opdracht voor. De gemeenteraad is woest want van asielzoekers in Utrechtse centra moet je afblijven.

Ondertussen heeft de gemeente de opvang van 60 asielzoekers via de stichting Toevlucht toestemming gegeven nog tot en met november door te gaan met het bieden van onderdak. De organisatie zou het werk in juli stoppen maar een onderzoek naar de dossiers van de asielzoekers, zodat ze een kans maken in Nederland een verblijfsvergunning te krijgen, kost meer tijd.

Voorheen werden deze asielzoekers opgevangen in de Prinsenhof in Tuindorp maar hebben nu onderdak bij het Leger des Heils.

Verslaggever Kay den Teuling bezocht eerder dit jaar de asielzoekers in de Prinsenhof en maakte daarover het volgende verslag.

-

Waar is thuis!

Door Kay den Teuling

Met een plastic zak aan het stuur stallen tientallen buitenlandse mannen hun fiets voor de plek waar ze vannacht met zijn allen zullen slapen. De mannen noemen elkaar ‘broeder’. De een spreekt Engels, de ander Frans, maar allemaal proberen ze zoveel mogelijk woorden in het Nederlands uit te spreken.

De mannen hebben geen paspoort. Ooit vroegen ze asiel aan, maar dat verzoek is afgewezen. Nu leven ze zonder thuis in een land waar zij waarschijnlijk nooit een thuis zullen vinden.

Terwijl de meesten na een sigaretje of een praatje even naar binnen verdwijnen om hun plastic zak weg te leggen, blijft Miquel (24) alleen buiten achter. De Spanjaard zit op de grond, zijn tassen naast zich. “Ik heb hier ooit geslapen, maar dat is niet de bedoeling,” vertelt Miquel. “Ik ben niet illegaal. Ik heb alleen geen huis.”

De zwervende jongen deed zich voor als Iraniër, zodat hij binnen kon slapen. “Gewoon doen alsof je geen taal spreekt, zo kon ik een paar dagen binnen slapen tussen mijn vrienden.”

Vrijwilligers

Albertina Koelewijn (26) kent Miquel. “Het zou kunnen dat hij ooit een nachtje hier heeft geslapen. Maar nooit voor lang.” Albertina werkt samen met ongeveer 150 andere vrijwilligers bij Toevlucht. Toevlucht zat tot juli in het oude kerkgebouw aan de Prinsenhof in Tuindorp. Inmiddels zijn ze daar weg en hebben zij een plekje ingericht bij het Leger Des Heils.

Albertina: “We hebben een bestand van ongeveer zestig mannen. Zij hebben geen plek om te slapen en worden door niemand opgevangen. Voor vrouwen, kinderen en zieke mannen wordt wel opvang geregeld, maar ‘gezonde’ illegalen moeten hun eigen boontjes doppen."

Maximaal 21 nachten per maand mogen de mannen aankloppen bij de Toevlucht. De mannen plannen hun nachten in, met het mooie weer slapen ze volgens Albertina vaker buiten: "omdat ze weten dat wij niet iedere nacht voor hen klaar kunnen staan." Nu het kouder begint te worden is dat plannen dus erg belangrijk. Koude nachten wil je niet buiten doorbrengen.

Alles goed

“Alles goed?”, Danny kijkt vrolijk en lacht zijn witte tanden bloot. Hij steekt zijn hand uit, zoals de meeste mannen hier doen wanneer zij een nieuw gezicht zien binnenwandelen. “De eerste keer dat hier aan mij werd gevraagd of alles goed ging" vertelt Albertina, "wist ik niet wat ik zeggen moest. Het verschil tussen goed voor mij en goed voor hen lijkt zo ver uit elkaar te liggen.”

Alle 60 mannen zijn ooit uit hun voormalige woonomgeving moeten vluchten, waarna het niet meer is gelukt om een thuis te vinden. De nachtopvang komt voor veel mannen het dichtst bij een thuis. Maar de slaapzaal kent geen gesloten ruimte of eigen plek. Het kan zo zijn dat er morgen iemand anders op jouw matras slaapt. Een hoopje eigen kleding, een flesje water of de Bijbel, veel meer bezitten de mannen niet. Albertina waakt samen met twee andere vrijwilligers ’s nachts over de zaal.

De vrijwilligers dammen wat met de mannen of leggen een kaart, terwijl anderen koffie drinken en praten. Morgenvroeg krijgen zij ontbijt en kunnen ze zich wassen. Maar om half negen moeten ze het gebouw weer verlaten. Daarna is het overleven. De dag doorkomen. “Niemand heeft vast werk. Er is een jongen, die door middel van een beurs kan studeren. Maar de meeste mannen hebben het al druk genoeg met overleven. Er lopen mannen bij die al langer dan tien jaar op deze manier leven. Rondzwervend, slaapplek regelen en wat te eten scoren,” legt Albertina uit.

You can stay

De goedgemutste Danny zit in een telefoongesprek. De Eritrees is nu vier jaar in Nederland. Hij probeert Nederlandse woorden ertussendoor te gooien, maar veel verder dan ‘beetje regen’ komt hij niet. Hij probeert de taal wel te leren, maar vooral die g-klank vindt hij lastig.

Zijn vriend heeft de deur naar de opvang gevonden. Ze groeten elkaar. De nieuweling kijkt nog wat onwennig rond. Hier slapen mensen, die gevangen zitten tussen documenten en landsgrenzen. “You can stay,” stelt Danny hem gerust. Voor nu. Maar binnenkort is misschien ook dit thuishonk weer verdwenen.