Jansen-interviews - Oliemuller stond aan de wieg van het Utrechtse cabaret
Gepubliceerd: zaterdag 15 juli 2017 07:00
Filmmaker Floris Meinardi wil met de documentaire ‘Dat was lachen’ duidelijk maken dat cabaretier Hennie Oliemuller veel betekent heeft voor het Utrechtse cabaret. De documentaire wordt samengesteld van archiefmateriaal en interviews met mensen die met hem gewerkt hebben.
Interview door Jan Jansen
Hennie Oliemuller (1934- 2000) was een begrip in de stad. Veertig jaar lang maakte hij met zijn Muzevalcabaret een specifieke vorm van Utrechts cabaret in onder andere zijn eigen Schillertheater aan de Minrebroederstraat. Vele cabaretiers zijn bij hem begonnen. Ze werkten een tijd met hem samen, hij begeleidde ze en schaafde aan hun talent. De bij hem begonnen cabaretiers als Jan Fillekers, Herman Berkien, Tineke Schouten, Yvonne Groeneveld zijn landelijk bekend geworden. Zelf is Hennie Oliemuller nooit doorgebroken bij het grote publiek. Hij werkte hard om zalen te vullen maar het lukte hem niet.
“Dat was de grote tragiek van Hennie Oliemuller,” vertelt documentairemaker Floris Meinardi (50). “Hij had inzicht in het talent van jonge beginnende cabaretiers, stimuleerde ze en gaf ze een podium voor een optreden in zijn Schillertheater. Maar zelf kreeg hij nooit erkenning. Ondanks alles ging hij onverdroten door. Cabaret was het enige in zijn leven. Hij bleef met zijn cabaretvoorstellingen doen wat hij zelf het beste vond en deed geen concessie aan de publieke opinie. Voor mij als documentairemaker een interessant onderwerp. Ik wil via archiefopnamen en interviews met mensen waar hij korte of langere tijd mee samenwerkte een beeld schetsen van zijn achtergrond en karakter,”
In een krantenartikel in het Utrechts Nieuwsblad op 19 april 1978 werd over de toen drie bekende Utrechtse cabaretiers geschreven, Hennie Oliemuller, Herman Berkien en Tineke Schouten. De strekking van het artikel was dat Berkien en Schouten grote talenten waren en volle zalen trokken en Oliemuller ongein vertolkte. “Dat was voor Oliemuller een enorme klap in het gezicht. Hij, die al die talenten had begeleid en kansen gegeven werd nu publiekelijk als ongeinvertolker neergezet. Vijftien jaar lang daarvoor had hij zijn publiek naar zijn eigen gevoel kunnen vermaken met een plat Utrechts accent op Utrecht gerichte humor. Nu bleek dat iedereen hem ver voorbijgestreefd was en hij zelfs als persoon belachelijk gemaakt werd in het enige waar hij met ziel en zaligheid mee bezig was en voor leefde, het cabaret.”
Toch ging Oliemuller onverdroten door met zijn voorstellingen. “Hij was op Utrecht gericht met zijn hele doen en laten, zelden kwam hij buiten de stad. Hij woonde vanaf 1971 in de Minrebroederstraat boven het Schillertheater en verhuurde daar kamers, zelf maakte hij ook maar gebruik van een kleine ruimte in het grote huis. De kamerverhuur leverde hem net het inkomen op om van te leven. Sinds 1964 deed hij een speciale act om het publiek mee te choqueren. Op het podium stond een kist met eten. Voor de pauze begon hij te eten en tegelijkertijd bleef hij doorpraten. Het publiek op de eerste rij zat er vol afgrijzen bij als hij het eten uit zijn volle mond al kauwend en doorpratend over hun heen spuugde. Als er weinig toeschouwers waren werd ze vooraf gevraagd vooraan te komen zitten nietsvermoedend wat ze boven het hoofd hing. Zijn begeleidende pianist vertelde me dat het hilarisch was. Van toeschouwers die vooraan zaten hoorde ik hoe gênant ze het vonden.”
Hennie Oliemuller ging door met voorstellingen tot zijn dood op 65 jarige leeftijd. “Hij rookte veel en kreeg keelkanker. Wetend dat hij eraan zou overlijden schreef hij de voorstelling ‘Na de tumor komt de humor’. Het kostte hem op het laatst enorme moeite om te praten. Niet lang voor zijn dood bezocht hij een cabaretvoorstelling van Tineke Schouten in een volle zaal van de schouwburg. Tineke wist dat hij er was en dat hij kort daarna zou overlijden. Ze overwoog aan het eind van de voorstelling een eerbetoon te geven uit grote dankbaarheid aan haar vroegere mentor en coach. Uiteindelijk heeft ze dat niet gedaan. Ze vertelde me dat ze daar direct al enorme spijt van had. Dat is wel het beeld dat ik als documentairemaker krijg van mensen die met hem omgingen. Veel sympathie voor zijn doorzettingsvermogen en passie ondanks het gebrek aan publieke erkenning.”
Floris Meinardi is zeer geïnteresseerd in de mens Hennie Oliemuller en wil naast zijn betekenis voor het Utrechtse cabaret de achtergrond en de tragiek van Oliemuller belichten. “De voorlopige titel van de documentaire is ‘Dat was lachen’ met de ondertitel ‘De tragiek van de stadskomiek’. Oliemuller was in mijn beeld een Don Quichot, iemand die iets wilde bereiken door zijn droom na te jagen tegen alles in. Hij woonde meestal alleen maar is vijf jaar, van 1967 tot 1973, getrouwd geweest met Annemarie Konincks. Volgens haar zeggen was het een onmogelijk huwelijk omdat bij Hennie het leven uitsluitend om cabaret draaide. Maar ze heeft lang contact met hem gehouden en tot de dag van vandaag, alweer zeventien jaar na zijn dood, voelt ze grote sympathie en een emotionele betrokkenheid. Dat geldt ook voor de mensen waar hij mee heeft samengewerkt en voor de cabaretiers die hij heeft opgeleid.”
Hennie Oliemuller wordt ook wel gekenschetst als een tragische clown. De tragiek zit in het vermaken en laten lachen van publiek terwijl de persoon zelf een moeilijk ondoordringbaar leven leidt. De documentaire over deze bijzondere Utrechter wordt eind dit jaar uitgezonden op RTV-Utrecht. Dit alles om de man, die aan de wieg stond van het Utrechtse cabaret, niet te vergeten en het eerbetoon te geven dat hem toekomt.