Paul Smit bewoont een zeer bijzonder monumentaal pand in de Trans 13, ‘Het Roode Huys aan de Trans’. Zijn woning is tot in de perfectie in stijl ingericht. De verschillende stijlkamers tonen elk een eigen tijdsbeeld van rococo tot renaissance.

Interview door Jan Jansen

Hij maakt zich zorgen over zijn nalatenschap. Paul Smit heeft geen nakomelingen. Het was zijn levenswerk om alle ruimtes van het grote rijksmonument als stijlkamer in te richten. Per kamer beleef je de sfeer van de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw, zoals ze bewoond werden door voorname burgers van Utrecht.

Het was een bouwval toen hij Trans 13 in 1970 kocht. Vijfenveertig jaar lang heeft hij zijn pand eigenhandig verbouwd, gerestaureerd en met meubelen en schilderijen in stijl ingericht. Het is nu nagenoeg afgerond. Het eindresultaat is bijzonder indrukwekkend.

“Ik zag direct al de mogelijkheden van dit pand,” vertelt Paul Smit. “Het zag er in 1970 zo dramatisch slecht uit dat de makelaar mij deze aankoop stellig afraadde. Hij durfde de trap niet eens op te lopen. Er had daarvoor een antiquariaat ingezeten en nadat die er uit getrokken was werd het gekraakt. Maar zelfs de krakers hielden het na een paar maanden voor gezien omdat er geen elektra was, geen water en verwarming. Vloeren, plafonds waren er deels uit. Het dak was ingezakt en op zolder lag een dikke laag duivenpoep. Er was een potentiële koper, de eigenaar van een limonadefabriek die een bod gedaan had. Ervaring had ik al opgedaan met restaureren want in 1965 had ik met mijn partner al een vijftiende eeuws pandje gekocht aan de Jeruzalemstraat. ‘Het Roode Huys aan de Trans’ wilde ik ook in deze slechte staat kostte wat kost kopen.”

Paul Smit. Foto: Jan Jansen

Paul Smit ontdekte dat de bekende Utrechtse kinderdichter, Hieronymus van Alphen hier eind achttiende eeuw een tijd gewoond heeft en veel van zijn gedichten geschreven. “Iedereen heeft wel gehoord van het gedicht De Pruimeboom ’Jantje zag eens pruimen hangen. O! Als eijeren zo groot….’ uit 1779. Van Alphen was een invloedrijk burger als advocaat en later procureur-generaal van het hof van Utrecht. Hij kon hier zo door zijn tuin wandelen via de Hofpoort naar het gerechtshof. Bijzonder behang uit zijn tijd, dat achter dikke lagen later aangebracht behang zat, heb ik teruggevonden en weer geheel laten herstellen. Het achttiende eeuwse behang, dat op linnen stroken is aangebracht, zit in de Tuynseal en is beschilderd in rococostijl.”

Het restaureren en opknappen van oude spullen zat er bij Paul Smit al van jongs af aan in. “Ik ging vroeger vaak mee met mijn vader mee naar de veiling Achter Sint Pieter. Mijn vader deed altijd een bod op een meubelstuk dat beschadigd was of kapot. Na het zelf opgeknapt te hebben hadden we thuis weer een fraai meubelstuk in bezit. Ik hielp al van jongs af aan mee met het opknappen. Het werd een echte hobby. Mijn vader was onder andere koordirigent waardoor we thuis met broers en zusters altijd met muziek te maken hadden. Hij wilde ons de muziek nooit opdringen maar ik voelde me erg aangetrokken tot klassieke muziek. Omdat mijn vader ook orgel speelde in de Aloysiuskerk aan de Adriaen van Ostadelaan heb ik ook orgel leren spelen om hem te kunnen vervangen. Na het gymnasium ging ik binnenhuisarchitectuur studeren aan de Rietveldacademie en kreeg een eigen bureau als binnenhuisarchitect. Ook was ik grafisch vormgever bij de gemeentelijke muziekschool. Al met al had ik een goed inkomen als vormgever maar musiceren van oude muziek was mijn grote passie.”

Het was en is nog steeds een bijzonder intensief leven van Paul Smit. “Ik ben mijn hele leven eigenlijk permanent aan het werk geweest. Op een gegeven moment, ik denk zo in 1972, ben ik met mijn werk als binnenhuisarchitect gestopt en me geheel gaan richten op de muziek. Ik werd sinds dat moment uitvoerend musicus en speelde vrijwel dagelijks trombone en schuiftrompet in verschillende ensembles. Het betekent ook dagelijks oefenen voor een voorstelling. Restaureren, bijpassende meubels verzamelen en opknappen deed ik op elk moment dat ik beschikbaar had. Alles voerde ik zelf uit, werken met een aannemer heb ik nooit gedaan. Soms was ik aan het eind van de dag compleet uitgeput. Vijfenveertig jaar van mijn leven heb ik, naast musiceren, onafgebroken in het in oude staat brengen van dit pand en in de tuin gestopt. Het is natuurlijk nooit zoals het pand oorspronkelijk was ingericht maar wel in de sfeer van de voorbije eeuwen. Ik ben nu al weer lang alleen want mijn partner is vijftien jaar geleden overleden. Hij heeft zich nooit zo met het restaureren bemoeid want als hoofd van de oncologische afdeling van het Militair Hospitaal had hij een zwaar beroep.”

Wat er na zijn overlijden met zijn levenswerk gaat gebeuren baart hem ernstige zorgen. “Ik ben onnoemelijk trots op het bereikte resultaat. Gasten, die hier komen, zijn altijd onder de indruk. Het is in feite ook een onbetaalbaar pand geworden. Ik voel me bevoorrecht om hier te mogen wonen en wil het daarom graag deze staat overdragen aan de volgende generatie. Daarvoor moet ik een instelling of monumentenorganisatie zoeken die het in een stichtingsvorm wil beheren en voor belangstellenden openstelt. Er zijn nog twee appartementen op de derde etage die afzonderlijk bewoond worden. Dus beveiliging is geen probleem.”

Paul Smit wil vanaf nu ‘Het Roode Huys aan de Trans’ met de fraaie historisch aangelegde tuin wel meer voor belangstellenden gaan openstellen. Het gaat daarbij om groepen tot zo’n twintig personen. Utrecht beschikt met dit pand over een nog onontdekte parel. Vijfenveertig jaar onafgebroken arbeid van deze uitvoerend musicus heeft geleid tot een interieur dat als een symfonie voelt van het rijke verleden van de stad. Om zo’n particulier pand na afspraak te mogen bezichtigen is een bijzondere kans. Een duurzaam beheer van dit bijzondere erfgoed is en blijft een grote zorg.  

(Dit artikel is eerder gepubliceerd in De Oud-Utrechter en is met toestemming van de auteur overgenomen.)