Door Anaï - Ik was al een tijdje niet meer met de bus gegaan. Aangezien het hele Centraal Station in Utrecht is veranderd en het nog niet erg koud is geweest, pak ik altijd mijn fiets.

Het zit namelijk zo; een deel van de bussen vertrekt aan de ‘stadskant’ van Utrecht en het andere deel van de bussen aan de andere kant van het station. Wat betekent dat als je moet overstappen je eerst heel centraal station moet oversteken.

Na een avondje met vriendinnen en een enorme regenbui besloot ik om mijn fiets te laten voor wat het is en maar weer eens de bus te nemen om droog thuis aan te komen. Ik moest hiervoor dus heel Centraal Station doorlopen om bij mijn bus aan te komen en toen ik daar aankwam vertrok hij net voor mijn neus, sh*t!

De volgende bus zou pas over 30 minuten komen… Had ik daar zin in? Nee, ik pak gewoon weer de eerstvolgende bus naar mijn fiets want dit duurt allemaal te lang anders. Erg omslachtig, ik weet het. Maar anders zou ik de volgende dag ook weer met de bus mijn fiets moeten ophalen.

De eerste de beste bus die op het Centraal Station stond liep ik naar binnen met de vraag aan de buschauffeur of hij ook naar ‘Neude’ gaat (de plaats waar mijn fiets stond). De chauffeur was vrij oud en zat relaxt een krantje te lezen achter zijn stuur. Hij vond het duidelijk storend dat ik met een vraag kwam aanzetten bij hem. ‘Neude… even kijken hoor.’ Hij pakte een papiertje erbij. ‘Ja hoor, daar stop ik ook’.

Hmm vreemd, dacht ik. Als chauffeur moet je toch wel weten waar je naartoe rijdt? Maar ik was droog en ik zou weer naar mijn vertrouwde fietsje gaan. Eenmaal plaatsgenomen te hebben in de bus zag ik tot mijn schrik dat hij pas over 10 minuten zou vertrekken. Ach, het kon mij toch allemaal niet meer schelen. Rustig ging ik naar de storm buiten zitten turen.

10 minuten later legde de buschauffeur zijn krantje weg en wilde hij de bus opstarten. De bus viel vervolgens volledig uit. Alle lampen gingen uit en ik hoorde vreemde opstart geluiden. Dat klonk niet goed. De chauffeur kreeg de bus niet meer aan de praat.

Ik keek naar achter en zag de jongen achter mij vragend aankijken. Op het schermpje waar de tijden opstaan zag ik dat we al 4 minuten vertraging hadden. Ik liep naar de chauffeur toe. ‘Lukt het meneer?’ vroeg ik maar. ‘Nee wijffie, ik krijg ‘m niet aan de praat’, antwoordde hij met een Utrechts accent. ‘Oh… misschien kunt u iemand bellen?’, stelde ik voor. ‘Ja wijffie, het is voor het eerst dat ik in dit ding zit.’

Dit ding… dacht ik, in deze bus of überhaupt in een bus? Ik vroeg het maar niet. Ik wil naar mijn fietsje toe! En nu zit ik opgesloten in ‘dit ding’. ‘Mag ik er dan uit meneer?’, vroeg ik vriendelijk. Ik wilde hier niet dood gevonden worden. ‘Ja, als ik de deuren open krijg. Even kijken hoor waar dat knopje zit.’ ‘Ik wil er ook uit!’ Hoorde ik de jongen achter mij schreeuwen. Na een paar knopjes ingedrukt te hebben kreeg meneer de buschauffeur de deuren open. Snel sprintten de jongen en ik de bus uit. Ik weet niet of hij uiteindelijk de bus nog aan de praat heeft gekregen maar ik heb nog nooit zo iets meegemaakt.

Ik ben uiteindelijk trouwens wel thuisgekomen, kletsnat… maar wel met mijn vertrouwde fiets!

(Dit is een blog van Anaï , meer van haar, klikhier)