In vijf afleveringen probeert Nieuws030.nl een antwoord te krijgen op de vraag of ongebreidelde groei van Utrecht een goede zaak is. Vandaag de aftrap.

Louis Engelman – Mijn stad heeft voor groei gekozen. In de komende twintig jaar zullen er in Utrecht zo’n honderdduizend nieuwe inwoners bij komen. Van 352.000 naar 455.000. Na de toch al zo omvangrijke woningbouw in Leidsche Rijn lijkt dat een enorm aantal. Moeten we dat wel willen?

Die vraag speelde al enige tijd door mijn gedachten. Want wat betekent dat? Nu blijk ik in de afgelopen maanden niet de enige te zijn geweest die zich hierover het hoofd brak. In het AD/UN opperde columnist Jerry Goossens of er geen grenzen aan de groei zouden moeten worden gesteld. En onder een artikel van DUIC over dit onderwerp vroeg een bezorgde stadgenote of groei een onontkoombaar natuurverschijnsel was.

Zelfs burgemeester Jan van Zanen vond in een interview dat het AD/UN eind december dat ‘alles zo ontzettend snel gaat’. ‘Voelen ouderen zich straks nog thuis in zo’n snel groeiende stad? Kunnen zij dat allemaal wel aan? En hoe gaan we om met de openbare ruimte?’

Juist twee weken daarvoor had het college de uitgangspunten van de uit 2016 daterende Ruimtelijke Strategie Utrecht opnieuw aangescherpt. Besloten werd de toename van het aantal inwoners van de stad vooral binnenstedelijk te realiseren.
Utrecht moet, aldus b. en w., een inclusieve stad worden, waarin plek is voor iedereen en waarin scheidslijnen en barrières worden geslecht. Daarbij moet de menging van verschillende woonvormen (huur-koop-prijsklasse) een basisprincipe worden voor de ruimtelijke inrichting.

De stad koos er uitdrukkelijk voor de woningbouw te faciliteren om te voorzien in de woningbehoefte. Vooralsnog zijn daarvoor gebieden als de Merwedekanaalzone, het Jaarbeurskwartier, de Cartesiusdriehoek en Leidsche Rijn aangewezen. De polder Rijnenburg blijft, hoewel omstreden, aangewezen als energiecentrum met windmolens en velden van zonnepanelen.

 Ondanks dat Utrecht de stad van Rietveld is wordt er in de woningbouw weinig geëxperimenteerd, zoals hier in Oog in Al. Foto: Louis Engelman

Het bestuur probeert bij de bouw zelf de regie te houden. Zo zijn er bouwakkoorden afgesproken met projectontwikkelaars, hebben corporaties zich in prestatieafspraken verplicht meer te bouwen en de doorstroming te bevorderen en wordt er naar gestreefd in 2040 minstens 35 procent sociale huur, 25 procent middenhuur en betaalbare koop te hebben gerealiseerd.

Toch vraag ik me af hoe de situatie in dat jaar werkelijk zal zijn. Uitgaande van het Utrechtse coalitiemotto ‘Ruimte voor iedereen’ leeft bij mij toch de vrees dat er dan nog net zoveel woningnood is als nu. Kunnen er geen restricties worden gesteld aan de instroom? Bijvoorbeeld door woningzoekende Utrechters voorrang te geven op de koopmarkt?

En is het wel genoeg om alleen te bouwen binnen de eigen gemeentegrenzen? Zal de voorgenomen ‘compacte bouw’ – wat neerkomt op veel kleine appartementen – over enkele decennia niet het nieuwe stigma van achterstandswijken krijgen?

Eerlijk gezegd kan ik op die vragen zelf geen bevredigend antwoord geven. Misschien zie ik wel spoken. Daarom heb ik me gewend tot mensen die ervoor hebben doorgestudeerd. In de komende dagen publiceert Nieuws030.nl drie interviews met wetenschappers op het gebied van stedelijke ontwikkelingen.

Economisch geograaf Ton van Rietbergen (UU) maakt duidelijk in hoeverre de economie de stad beïnvloedt. Historicus Leen Dorsman (UU) geeft aan hoe de toename van het aantal studenten in Utrecht een nieuwe dynamiek veroorzaakte. En deskundige op het gebied van stedelijke vernieuwing aan de TU Delft, Maarten van Ham, plaatst de groei van de stad in Europees perspectief.

(morgen: interview met economisch geograaf aan de Universiteit Utrecht professor Ton van Rietbergen)