In vijf afleveringen probeert nieuws030.nl een antwoord te krijgen op de vraag of ongebreidelde groei van Utrecht een goede zaak is. Vandaag in deel 4 een gesprek met Maarten van Ham (TU Delft). 

Louis Engelman - Maarten van Ham heeft er geen moeite mee zijn geboortestad een bescheiden rol binnen de Europese verstedelijkte gebieden toe te kennen: ‘Utrecht is met 350.000 inwoners eigenlijk een kleine stad, zegt hij. ‘Ze maakt deel uit van het grotere verstedelijkte gebied van de Randstad, waarbinnen de woningmarkt deels als overloop voor Amsterdam functioneert.’

De professor voor stedelijke vernieuwing aan de Technische Universiteit Delft bedoelt daar niets denigrerends mee. Maar hij kan geen andere conclusie trekken wanneer hij Utrecht en de Randstad in het perspectief van de metropolen in Europa plaatst, zoals de miljoenenagglomeraties Parijs en Londen.

Zelfs Amsterdam beziet hij niet als losstaande woonstad. ‘Die maakt net zo goed deel uit van de vier grote steden die samen de Randstad vormen.’ Een proces dat, zegt hij, al meer dan vijftig jaar terug werd ingezet. ‘Reeds in 1966 werd deze regio door de Brit Peter Hall in zijn boek The World Cities, aangemerkt als ‘metropolian explosion’. Met dezelfde kenmerken als Moskou, Tokyo, het Rhein-Ruhrgebied, Londen en Parijs.

En daar horen soortgelijke verschijnselen bij. Druk op de woningmarkt, vervoersproblemen en de ruimtelijke tweedeling tussen arm en rijk. Van Ham: ‘Een collega van mij in Londen moet elke dag twee uur treinen om op zijn werkplek te kunnen komen. Nou heeft hij een modaal salaris, maar ook voor hem zijn de huren in het centrum niet meer te betalen.’

Gelukkig is de Domstad, vindt Van Ham, qua prijsniveau nog niet te vergelijken met Londen en Parijs. Daarnaast wijst hij op een ander groot verschil. ‘Utrecht is binnen de Randstad een zelfstandige stad gebleven. ‘Met een gemengde bevolking, veel sociale huurwoningen en daardoor relatief goedkoop. Door het mooie historische centrum is ook de menselijke maat bewaard gebleven. Op de fiets ben je binnen een half uur van de ene naar de andere kant van de stad.’

Dat neemt echter niet weg dat de vergroting volgens hem onafwendbaar is. ‘Je kunt om Utrecht geen muur heen zetten. Het effect ervan zou zijn dat de woningprijzen door de krapte nog verder zullen stijgen. Alleen door veel bij te bouwen kan je die trend een beetje dempen.

Hij wijst er overigens op dat de belangstelling voor een woning in Utrecht niet van alle tijden is geweest. ‘In de jaren zestig van de vorige eeuw trok de middenklasse naar de buitenwijken Kanaleneiland en Overvecht, en vervolgens naar Nieuwegein, Maarssenbroek en Houten. Voor hen was de binnenstad helemaal niet zo aantrekkelijk met slechte huizen en dicht bij elkaar. De bestaande stad verarmde daardoor.’

Kanaleneiland jaren vijftig. Foto: archief Nieuws030

Een tweede verandering trad op in de jaren zeventig toen migranten de vrijkomende woningen betrokken. Zij vormde echter geen kapitaalkrachtige groep. Volgens Van Ham keerde het tij pas in de jaren negentig door de woningverbetering, de sterke toename van het aantal studenten en de herwaardering voor de oude stad.
‘Door hen werd die in feite opnieuw uitgevonden. Zij waarderen de binnenstad veel meer, niet in het minst ook door de economische veranderingen. Door de komst van de kennisindustrie is er voor hen veel werkgelegenheid geschapen. Met als resultaat dat ze na hun studie het liefst in Utrecht blijven wonen. Een jarenlange krimp is daardoor eigenlijk pas recent omgebogen.’

Diezelfde trend is volgens hem ook in Amsterdam vast te stellen. ‘Ondanks de grote toevloed wonen daar nu evenveel mensen als in de jaren zestig. Maar met één groot verschil: in veel meer huizen. De huidige inwoners willen meer ruimte hebben. En er zijn aanzienlijk meer alleenstaanden dan vroeger, zowel onder jongeren als ouderen. Ik denk dat die groep in de toekomst alleen maar groter wordt. Dat zorgt voor een blijvende druk op de woningmarkt.’

Stedenbouwkundige Maarten van Ham. Foto: TU Delft

Voor Utrecht zit er wat dat betreft, meent Van Ham, weinig anders op dan veel te bouwen. ‘Je kunt de vraag niet tegenhouden. Ook van buiten de stad. In Europees verband is er afgesproken dat we de regel van vrije vestiging hanteren. Dus kan je niet discrimineren door restricties te stellen. Ik geloof ook niet in zo’n beleid.’ 

Het confronteert Utrecht, constateert hij, wel met de vraag hoe je de groei moet opvangen. ‘Hoe organiseer je dat? Ga je de weilanden in, of bouw compact binnen de eigen grens? Kies je voor de hoogte? Hoeveel toegang bied je de auto, of richt je je vooral op de fiets?’

Bij die afwegingen moet volgens Van Ham primair de vraag worden beantwoord: hoe houd je de stad leefbaar? ‘Utrecht is nu nog fantastisch om in te wonen. Maar hoe voorkom je dat de tweedeling, die internationaal zo zichtbaar is geworden, zich ook hier voltrekt? Daarom moet je je bij de bouw van woningen ook afvragen of je wel de juiste huizen neerzet.’

In dat verband kijkt hij kritisch naar de trend van microwoningen. ‘Die lijken wel mooi, omdat ze bouwtechnisch minder milieubelastend zijn en je minder spullen kwijt kunt. Maar ik zie het vooral als een uitvinding van de vastgoedsector. Die wil ook de bestaande panden het liefst in stukjes opknippen en als kleine woningen aanbieden. Bij jongeren zijn die nu populair omdat ze betaalbaar zijn. Maar dat wordt anders als die later kinderen krijgen.’

Van Ham waarschuwt er daarom voor om massaal minuscule appartementen te bouwen, die straks niet meer in trek zijn. Eerder pleit hij voor een sterk gedifferentieerde bouw binnen de wijken, in flexibele panden die later zijn te splitsen of samen te voegen. Maar in elk geval zo dat de middenklasse voor de stad behouden blijft.

 (morgen: na de gesprekken een voorzichtige conclusie)