Na de oorlog was er woningnood. Je moest jarenlang bij het Huisvestingsbureau op de Oudegracht ingeschreven staan voor je een sociale huurwoning toegewezen kreeg. Gerard van der Louw (76) woont zijn hele leven in Julianabouw in Zuilen.  

Interview door Jan Jansen

Wat een geweldig bericht als je van het Huisvestingsbureau een brief kreeg dat je voor een huurwoning in aanmerking kwam. Het knellende inwonen was voorbij of je kon gaan trouwen en een gezin stichten. Gerard van de Louw is geboren en opgegroeid in Zuilen, in de Jan Overdijkstraat. Het waren woningen van de katholieke woningbouwvereniging Prinses Juliana, een klein buurtje langs de Amsterdamsstraatweg tegen het spoor en het Julianapark aan. De grens met Utrecht liep midden door de Geraniumstraat. In Zuilen was de Julianabouw met katholieke bewoners, aan de Utrechtse kant van de Geraniumstraat woonden protestanten.

Gerard van der Louw. Foto: Jan Jansen

“Bij ons, in dit kleine Zuilense buurtje, ging het heel anders dan in de stad,” vertelt Gerard van der Louw. “Iedereen kende elkaar. De bakker, melkboer, kruidenier kwamen langs de deur en vertelden aan vertrouwelingen dat er mogelijk een woning vrij zou komen. Ze wisten dat iemand op sterven lag of iemand had ze verteld te willen verhuizen. Dat ging dan als een lopend vuurtje door de buurt. Mijn moeder wist altijd precies wat er aan de hand was. Toen ik in 1963 ging trouwen wilde ze me graag bij haar in de buurt houden. Na haar tip liep ik het kantoor van Juliana in de St. Josephlaan binnen. Al het personeel kende ik goed. Zo kon ik direct een woning krijgen in de St. Josephlaan en liep ik die lange wachttijden bij het Huisvestingsbureau mis."

"Toen die woning te krap werd met drie kinderen en de straat een drukke verkeersweg werd, nadat het viaduct voor de rondweg was geopend, wist mijn moeder weer te vertellen dat er een woning vrij zou komen. Deze keer in de Geraniumstaat. Die was veel groter maar compleet uitgewoond. Bewoners hadden gestookt en gekookt met een petroleumstel. Het stonk ongelofelijk en alles was pikzwart. Met mijn vader samen heb ik het hele huis opgeknapt. De woningbouwvereniging deed daar niets aan. We zijn hier altijd blijven wonen, dus nu al 48 jaar met groot plezier. Veel heb ik zelf in huis geklust.”

Gerard van der Louw is een echte Zuilenees. “Dat ben je als je in Zuilen bent geboren. Kom je er later te wonen dan ben je Zuilenaar. Ik herinner me Zuilen als een paradijs op aarde. We speelden als kind altijd op straat, in het Julianapark of op het rangeerterrein van de spoorwegen. ’s Avonds klommen we over het hek van het Julianapark en hadden het hele park voor ons alleen. Zwemmen deed je in het Amsterdam-Rijnkanaal en voetballen op straat. Vrijwel iedereen ging op zondag naar de Ludgeruskerk aan de Amsterdamsstraatweg."

De Amsterdamsestraatweg.

"Mijn hele jeugd speelde zich af in dit kleine buurtje. De huur werd thuis opgehaald net als het geld van het begrafenisfonds. Winkeliers konden altijd binnenkomen want ze hadden een loper en wisten wat gezinnen nodig hadden. Aan het eind van de week werd afgerekend als het weekloon binnen was. Bijzonder, nu terugkijkend, is te zien dat zo’n klein Zuilens buurtje, direct tegen de grote stad aan gelegen, een heel andere sfeer ademde met volstrekt eigen normen en waarden. De overkant van de Geraniumstraat was Utrecht en dus al een andere wereld waar we, ook al door het geloof, geen contact mee hadden.”

Woningbouwverenigingen zijn ontstaan na de Woningwet van 1901. Met overheidssteun konden bedrijven woningen bouwen voor hun arbeiders. Ook ontstonden er verenigingen op basis van een geloofsovertuiging. Bestuurders waren sociaal voelende elite. De katholieke woningbouwvereniging Juliana is ontstaan in 1909, het geboortejaar van prinses Juliana, en heeft zelfstandig bestaan tot 1996. Inmiddels is Juliana na allerlei fusies opgenomen in woningcorporatie Portaal.

Gerard van der Louw: “Het gaat er nu heel professioneel aan toe met regelmatige schilderbeurten en woningverbeteringen. Bij Juliana was het een vorm van inteelt want er werd heel wat afgerommeld. De directeur en administrateur zijn in 1986 op staande voet ontslagen en vervolgd voor fraude. In de kranten stond dat de top de zaak in een paar jaar voor een miljoen had geflest en er een sfeer hing van graaien en grijpen wat je kan. Maar het was voor ons als bewoners wel praktisch als er iets thuis opgeknapt moest worden. Juliana had eigen onderhoudspersoneel die je op straat even kon aanspreken als er iets gedaan moest worden. Er was ook een tuinman die de heggen van onze tuinen aan de straatkant knipte. Dat werd niet aan de bewoners overgelaten. Het buurtje zag er daardoor voor het oog altijd netjes uit.”

Ouderen weten er nog alles van. Woningnood was volksvijand nummer 1, nog vele jaren na de oorlog. De woningproductie had lang stilgelegen en het duurde een tijd voor die goed en wel op gang kwam. Woningzoekenden waren de wanhoop nabij door het lange wachten. De meesten bleven vele jaren lang verloofd in afwachting van een huurwoning. Ging je trouwen dan restte vaak niets anders dan inwonen bij ouders of schoonouders. Regelmatig ontstonden er opstootjes bij de balie van het Huisvestingbureau door opgekropte emoties. Utrecht had ook nog te maken met knellende gemeentegrenzen en kon pas na de annexatie in 1954 van Zuilen, delen van Jutphaas en Maartensdijk uitbreiden met de grote uitbreidingswijken als Hooggraven, Kanaleneiland en Overvecht.

De kleine Utrechtse woningbouwverenigingen zijn nu allemaal gefuseerd tot grote woningcorporaties met vele duizenden sociale woningen. In Utrecht beheren ze 39% van de totaal bijna 150.000 woningen. Er is in de landelijke politiek veel weerstand tegen de grootte van die corporaties omdat ze het contact met hun eigen doelgroep, de huurder, verliezen. In de media vernam je de laatste jaren over directeursalarissen van ver boven de balkenendenorm en over corruptieschandalen. De eindafrekening komt uiteindelijk neer bij de huurder. Er moet nog veel gebeuren voor het besef van normen en waarden, waaruit corporaties zijn ontstaan, bij bestuurders doordringt.

 (Dit artikel is eerder gepubliceerd in De Oud-Utrechter en is met toestemming van de auteur overgenomen.)