Ton van den Berg - "Leuk, volgende week weer Vrijmarkt", zeg ik achteloos wachtend op de bestelling. "De man achter de toonbank kijkt op en trekt een gezicht waarin niet veel vrolijks te vinden is. "Nee, wij doen niet meer mee dit jaar" zegt hij met een barse stem. "Veertien jaar gedaan die Vrijmarkt maar de lol is er allang af. Wij zijn er helemaal klaar mee."

"Joh, vorig jaar staan we hier voor de deur de boel op te bouwen, op steigers want kramen mochten niet meer vanwege brandgevaar, ze zien al uren van tevoren dat we bezig zijn en om zes uur willen we de stekkers erin steken om te beginnen en komen die controleurs van de gemeente: 'Ho, wat gaat u doen...' nou, zeg ik, we gaan hamburgers bakken. Vraagt er een: 'Heeft u daar een vergunning voor?' Nee, die heb ik niet. In die veertien jaar worden we elke keer van het kastje naar de muur gestuurd. Nou, zegt die man, dan kan het niet."

En toen, vraag ik want ik ruik een heel verhaal. "Die vent zeg: 'U mag wel vanuit uw zaak hamburgers verkopen, dan moet u uw raam eruit halen en alle apparatuur in de zaak zetten.' Nou, we hebben wel eens alles binnengezet, maar dat werd helemaal niks. Al die rook, we moesten een paar blowers op de toonbank zetten om het weg te krijgen, en warm dat het binnen was. En me raam eruit, dat geloof je toch niet, wat gaat me dat kosten?!"

Hamburgers bakken. Foto: Ton van den Berg

"Nee, de gemeente maakt die Vrijmarkt voor de ondernemers liever kapot. Wij stoppen er mee. Er zijn er wel meer hoor, die het niet meer zien zitten, je mag niks meer. We verkochten ook blikjes bier, daar hebben we een vergunning voor, maar komen er twee van die meisjes van de gemeente: 'Nee meneer, dat mag u niet op straat verkopen.' Maar het is voor onze zaak, zeg ik. 'Ja, dat is misschien wel zo, maar dan moet u het maar binnen verkopen en in een zak doen en meegeven, dat mag wel'."

Hij heft zijn handen in de lucht en vervolgt: "Lekker he, dan moest ik dus al dat volk dat op een blikje bier uit is naar binnen halen. Daar had ik helemaal geen trek in. We stonden toch met een kraam voor de deur, daar kan het toch."

"En weet je wat het ergste is. Als ik dan zelf even over de markt loop zie ik overal bij kraampjes en bij mensen voor de deur dat er bier wordt verkocht, wat helemaal niet mag. Dus ik zeg tegen die meisjes dat ze dat eens moeten controleren en niet de mensen die er een vergunning voor hebben. Ga daar tegen optreden. Zeg dat kind: 'Daar hebben we niet genoeg mensen voor'. Dan word ik toch gek. Moet ik dan maar eens met je meelopen, ik weet wel waar ze zitten en kan ze je zo aanwijzen. 'Nee meneer, zo gaat dat niet', zegt ze. Nou, ik kan er nog kwaad over worden. Ze komen wel hier controleren, maar degenen die juist overtreden hebben ze geen tijd voor. Ik vind het prima hoor, die controles want dingen zoals brandgevaar, dat moet je voorkomen, maar dan zeggen dat ze geen tijd hebben voor die bierverkopers die helemaal niets met de horeca te maken hebben, dan krijg ik toch een beetje de schijt."

Even neemt hij rust, werkt nog aan een bestelling en gaat dan weer gewoon verder, iedereen in de zaak hangt aan zijn lippen: "Het is wel leuk geweest hoor die Vrijmarkt, hier in de straat. Toen die ene leuke homo hier verderop nog leefde zorgde hij ervoor dat iedereen een kraam voor de deur had. Gezellig was dat. Opeens mocht dat niet meer, de brandweer kon er dan niet door. En daarom zijn we van die steigers gaan bouwen op ons terras, want je moet wat met die hamburgers."

"Ach, in die tijd kwam er spontaan wel eens een zanger zingen, Martin van Doorn was er dan en zo, altijd leuk. Maar door al dat gedoe hebben we er geen zin meer in. Die lui van de controle zeiden dat ze na de Vrijmarkt nog wel eens langs zouden komen om er eens over te praten hoe het nou het beste kon met die hamburgers. Nou, ze moeten nog komen. En zo gaat dat elk jaar, al veertien jaar. We zijn er klaar mee. We gaan lekker dicht en gaan lekker thuis op de bank zitten, een filmpje kijken. Want weet je wat er overblijft: al dat gekke volk dat uit is op rotzooi, die met die blikken bier die ze goedkoop gekocht hebben en soms zelf met tassen vol flessen drank meenemen, al heel gauw dronken rondlopen, en, ik zie het elk jaar weer, de flessen door de lucht laten vliegen en kapot smijten. Ze maken het helemaal kapot, die stomme lui... en de gemeente met ze regels. En die jochies met die krullenbollen, die zie je ook de boel verruïneren. De kermis kan allang niet meer door die lui en nou komen ze met hele groepen hier door de straat en het is één bonk agressiviteit. Nee man, voor mij hoeft het niet meer. Ik verkoop geen hamburger meer, me raam moest er maar uit... zijn ze nou helemaal gek geworden. God, ik kan er nog kwaad over worden."