Dichter-vertaler Jan van der Haar: een jeugd vol tegenstellingen
Gepubliceerd: vrijdag 28 november 2025 13:44
Door Louis Engelman
In het gesprek met dichter-vertaler Jan van der Haar (65), sinds dit jaar gildemeester van het Utrechtse Stadsdichtersgilde, komt de verhouding tot zijn vader nadrukkelijk aan bod. De strenge dominee drukte een zwaar stempel op diens leven. Maar Jan spreekt ook met liefde en waardering over hem. ‘Hij heeft een belangrijke invloed op mij gehad.’
Van der Haars achtergrond blijkt er een vol tegenstellingen. Die manifesteerden zich al, vertelt hij, bij zijn geboorte op 15 augustus 1960 in Sint-Maartensdijk op het eiland Tholen.
‘Op de verjaardag van Napoleon. Dat ik in mijn werk ook met zoveel oorlogen te maken zou krijgen wist ik toen natuurlijk nog niet. En even curieus: een belangrijke katholieke feestdag ‘Maria ten Hemelopneming’. Terwijl ik ben opgegroeid in een streng calvinistisch bolwerk. Mijn vader was predikant in de Nederlands-Hervormde kerk van de Gereformeerde Bond.’
In de vijf dichtbundels die van Jans’ hand verschenen, laat hij zijn vader en moeder regelmatig terugkomen. ‘Soms met ironie’, erkent hij, ‘omdat dat mijn tweede natuur is. Maar ik kijk niet in wrok om naar mijn opvoeding. Ik ben mijn ouders heel dankbaar.’
Jan groeide als jongste op in Sint-Maartensdijk op het eiland Tholen. Het gezin telde nog drie zussen en vier broers. Op zijn zesde verhuisde hij naar Achterberg bij Rhenen waar zijn vader werd beroepen. ‘Ik zat er eerst vier jaar op een openbare school. Maar dat veranderde toen mijn vader in het dorp een christelijke school stichtte.’
Nieuwsgierige jongen
Hij omschrijft zichzelf in die tijd als ‘een levendige, ontdekkende, nieuwsgierige jongen, die goed kon tekenen. En daar ook succes mee had. ‘Een tekening van onze pastorie naast de kerk hing lange tijd in het streekmuseum van Rhenen.’
Zijn moeder, tot aan haar huwelijk psychiatrisch verpleegkundige, was een aantal jaren voorzitter van de Bond van Nederlands hervormde vrouwen op gereformeerde grondslag. Hij vertelt haar vooral gekend te hebben als ‘een lieve in-sociale vrouw’. ‘Precies wat mijn vader gek genoeg juist als predikant niet was.’
Diens dominante gedrag leidde tot botsingen met zijn kinderen, van wie enkelen zich later van de kerk afkeerden. Anderen bleven het geloof wel trouw. Jan: ‘Ik trok vooral naar de twee broers die beeldend kunstenaar zijn geworden. Zij ontwikkelden zich tot kunstschilder, graficus en tekenaar. Wat in de ogen van mijn ouders wel moest leiden tot een losbandig leven. Maar hun invloed is op mij behoorlijk groot geweest.’
Hoewel religie de basis vormde in de opvoeding onderkent Van der Haar ook het wetenschappelijke en literaire milieu waarin hij opgroeide. ‘Mijn vader had veel belangstelling voor kunst en cultuur. Net als ik. En beiden waren we boekenwurmen. Ons huis was tot aan de nok gevuld met theologische werken, maar ook met boeken over moderne literatuur, schilderkunst en architectuur. Daar kon ik mijn hart bij ophalen.’
Gymnasium
Vanuit die op kennis gerichte achtergrond hebben alle kinderen uit het gezin hoger onderwijs gevolgd. Maar dat hij als enige op het gymnasium terecht kwam had er volgens Jan mee te maken dat er in de omgeving van Achterberg alleen katholieke gymnasia waren. ‘Daar mochten mijn broers en zussen van mijn vader absoluut niet naar toe.’ Pas na de verhuizing naar Houten werd het Christelijk Gymnasium in Utrecht voor hem als jongste wel bereikbaar.
Zijn ervaringen op die opleiding lopen, vertelt hij, uiteen van ‘een verschrikkelijke tijd’ tot aan ‘fantastisch onderwijs’. Over het eerste: ‘Het was een ramp. Dat had vooral te maken met de twee werelden waarin ik als in een spagaat tussen zat. Een verlichte school tegenover een streng religieus milieu thuis. Er waren schoolreisjes, werkweken, klasseavonden. Maar van thuis mocht ik daar allemaal niet heen.’
Jan werd daarover op school gepest. ‘Dat spreekt! Ik was een buitenbeentje. Ik heb dat als zeer pijnlijk ervaren, heb het moeilijk gehad en voelde me onveilig. Maar een blijvende kwetsuur heeft het niet opgeleverd. Het is allemaal goed gekomen, hoor.’
Wel bracht het open onderwijs hem in een solidariteitsconflict. ‘Dat wreekte zich’, zegt hij, ‘in eerste instantie tijdens de godsdienstlessen. Als ik thuis kwam met meer rationele verklaringen van verhalen uit de bijbel ontstak mijn vader in woede en dreigde me van school te halen. Hij had zijn eigen vaste overtuigingen, daar week hij niet vanaf. En als het hem in de discussie te gortig werd zette hij gewoon zijn gehoorapparaat uit.’
Waar Jan zich op de middelbare school meest met literatuur bezig hield – ‘ik las alles wat los en vast zat’ – kwam de dichtkunst pas tijdens zijn studietijd in zijn leven. ‘Ik ben toen ook zelf met dichten begonnen.’
‘Beter iets met taal’
Omdat zijn eerste studie Nederlands niet echt succesvol verliep nam Van der Haar een tussenjaar waarin hij allerlei andere richtingen onderzocht. Daarbij werd een auditie voor de toneelschool in Arnhem bepalend.
‘Ik haalde elke selectie, maar op de laatste dag zei acteur Bram van der Vlugt dat ik misschien toch beter iets met taal kon gaan doen. Ik vind het nog steeds bijzonder dat dit toen al werd onderkend.’
Hij koos eerst voor een cursus Italiaans bij Dante Alighieri in Utrecht en ervoer dat als een schot in de roos. ‘Ik raakte meteen verliefd op de taal en op de muzikaliteit ervan. En ik was al heel dol op het land, het volk en op de cultuur van Italië.’ Daarna stond voor hem de studie Italiaans vast.

Vuurdoop
Zoals bijna was te verwachten bleek zijn vader, aldus Jan, ‘rabiaat tegen die keuze. Omdat ik dan mogelijk met een Italiaans, dus katholiek, meisje thuis zou komen. Maar een oudoom brak een lans voor mij met het verhaal dat ik dan bij de Europese gemeenschap als tolk-vertaler vast een goede baan zou kunnen vinden. Toen mocht het wel.’
Het markeerde voor hem het moment dat de zon echt doorbrak in zijn leven. ‘Ik ging op kamers in Utrecht. Eerst in de Runstraat, later aan de Mgr. Van de Weteringstraat. Ik kreeg allemaal nieuwe vrienden en de studie was hartstikke leuk. Heel kleinschalig met maar achttien eerstejaars, waarvan uiteindelijk maar een handjevol overbleef. Al heel gauw begon ik zelf lessen Italiaans te geven. In Utrecht, Baarn en Amersfoort.’
In die periode kwam ook het vertalen binnen zijn bereik, toen hem in 1988 werd gevraagd mee te werken aan een vertaling van de Italiaanse catalogus voor de tentoonstelling Ottocento/Novecento in het Van Gogh Museum. Jan: ‘Dat was een behoorlijke vuurdoop’.
Het werd het begin van een rijke carrière als vertaler. Zeker toen hij kort daarna van uitgeverij Veen de uitnodiging ontving om het boek ‘Over de jeugd’ van Aldo Busi, met wie hij al eerder persoonlijk kennis had gemaakt, naar het Nederlands om te zetten. Jan: ‘Dat was een droom die uitkwam. Ik mocht literatuur vertalen, en dan ook nog eens mijn lievelingsboek. Ik was dolgelukkig.’
Meer dan letterlijk stortte hij zich op de vertaling. Hij zette zijn afstudeerscriptie aan de kant en jakkerde, zoals hij het zelf formuleert, als een blind paard door de klus heen. En met succes. Dat vond ook de in Rome wonende schrijver/journalist Rosita Steenbeek van wie hij het bericht kreeg dat het een prachtig boek was geworden.
Terugkijkend constateert Van der Haar dat het boek zijn leven behoorlijk ontwrichtte. ‘Door de totaal vrijgevochten, brutale, eigenzinnige en eigenwijze inhoud. Dat boek zette al mijn zekerheden die ik van huis uit had meegekregen op losse schroeven. Het is, kan ik wel zeggen, het beslissende boek van mijn leven geworden,’
Vanaf die tijd is zijn vertaalwerk volgens Jan continu doorgegaan. ‘Ik kon gaan minderen met het lesgeven en in 2000 ben ik me officieel als vertaler gaan vestigen.’ Sindsdien heeft Van der Haar meer dan zeventig boeken van diverse beroemde Italiaanse schrijvers vertaald. Een ongelooflijk aantal, dat vind hij zelf ook wel. ‘In die zin lijk ik ook wel weer op mijn vader. Hij was net als ik een workaholic.’
Nachtuil
Het liefst werkt Jan in de avond- en nachtelijke uren. ‘Ik ben echt een nachtuil. Ik kan moeilijk afscheid nemen van de dag. Maar het is ook heerlijk om in alle vrijheid door te kunnen werken zonder dat je aan iemand over jouw tijden rekenschap hoeft af te leggen. Dat vind ik onbetaalbaar.’
Hij vertelt in dat kader in 2018 het boek ‘De schoonheid van de nacht’ te hebben vertaald, bestaande uit een drietal teksten van Gabriele d’Annunzio. ‘Die titel’, zegt hij, ‘is exemplarisch voor mijn beleving van de nacht. Dat zijn ook de uren waarin ik mijn gedichten maak.’
Want ondanks de enorme productie van vertalingen is Van der Haar de liefde voor het dichten niet kwijtgeraakt. Het geeft hem, zegt hij, ‘het gevoel een wonder te ervaren’. Om van iets dat er eerst niet was, soms alleen een opkomende gedachte, te komen tot een gedicht.
‘Die korte adem van een gedicht vind ik zo mooi’, licht hij toe. ‘Dat je het in één nacht kunt schrijven om het soms jaren later nog verder uit te werken. Het geeft me een geluksgevoel als het echt uitdrukt wat ik wilde zeggen.’
Dat in zijn gedichten de Griekse en Romeinse oudheid nooit ver weg zijn, gaat volgens hem als vanzelf. ‘Ik heb nu eenmaal een gymnasiumopleiding gehad en ben daarvan doordesemd. Net als met de Bijbelse verhalen, daar mag ik ook graag naar terugverwijzen.’

Respectvol afscheid
Maar met evenveel plezier schrijft hij als lid van het Stadsdichtersgilde een mooi gedicht voor het project ‘Eenzame Uitvaart’, waarmee van overledenen zonder familie, vrienden of kennissen toch respectvol afscheid wordt genomen. Jan: ‘Ik vind dat een geweldig initiatief. Het is heel mooi om van mensen die kind noch kraai hebben toch de laatste eer te bewijzen en uitgeleide te doen uit het leven. Dat ontroert mij nog steeds.’
Zelf zegt hij vroeger meer angst voor de dood te hebben gehad dan nu. In zijn gedichten maakt hij er inmiddels liever grapjes over met vragen als: ‘Kun je ooit te laat komen op je eigen crematie?’
Toch ziet hij zichzelf ook ouder worden. ‘Waar ik vooral bang voor ben is het verlies van zelfstandigheid. En voor afhankelijkheid. De zorg die je dan voortdurend nodig hebt van anderen, dat lijkt me heel erg.’
Leven is een kunst, maar sterven ook, stelt hij. ‘Ik hoop dat het mij gegeven is dat ik dat op een goede manier zal kunnen. Niet met veel narigheid en pijn. Niet met ellende en angst, zoals ik mijn moeder heb zien dood gaan.’
Vooralsnog is ziet Jan van der Haar de toekomst hoopvol tegemoet. Zo wijdt hij zich samen met Robert Dorsman aan het vertalen van de poëzie van de Zuid-Afrikaanse dichter Antjie Krog. En nog maar kort geleden rondde hij de vertaling af van het vijfde deel van Antonio Scurati’s serie over Mussolini.
Jan: ‘Daarin wordt de geschiedenis van het fascisme beschreven, met de meest gruwelijke verschrikkingen. Ik moest daarbij wel afstand bewaren om er niet net zo door opgeslokt te worden als bij mijn eerste boek.'
'Ik geef nog weleens een gastcollege voor de vakgroep Italiaans op de Universiteit van Utrecht. Dan zeg ik tegen die studenten: vertalen is het mooiste vak dat er bestaat. Maar je moet wel leren ermee om te gaan, je mag je er niet in verliezen.’
Van Louis Engelman verschenen op Nieuws030 eerder deze kunstenaar-interviews:
- Jan van der Haar - november 2025
- Dorien Dijkhuis - september 2025
- Vrouwkje Tuinman - mei 2025
- Ruben van Gogh - februari 2025
- Ingmar Heytze - november 2024
- Els van Stalborch - juli 2024
- Alexis de Roode - april 2024
- Malon Bakker - december 2023
- Anne Broeksma - april 2022