Jeroen Wielaert - Bij de terugkeer van het water in de Catharijnesingel begon in mijn hoofd een stroom aan mijmeringen te lopen. Het was anders dan voor de oude mannen voor wie de nieuwe brug over het verse singelwater een prachtplek is om het over vroeger te hebben en wel of niet over het nu te kankeren.

Vroeger ken ik niet. Ik kwam in Utrecht wonen toen de singel net gedempt was en Hoog Catharijne verrezen als een kooptempel om op te schimpen. Was daarvoor zoveel van Wijk C gesloopt, samen met al die fraaie gevels aan het verdwenen water? Eenmaal in de stad woonachtig werd het me allemaal snel bij gebracht als een stuk moderne stadsgeschiedenis – goed voor de integratie.

Bij de officiële inwijding van het Nieuwe Water keek ik hoe de moderne nieuwbouw erin spiegelde als onderdeel van de Manhattisering van het Utrechtse stadshart. Het duurt even, maar dan komt er toch iets moois van zo’n bouwput: ouderwets stroomt het water weer, langs nieuwe kaden waar het in lente en zomer zalig zitten wordt met een paar zelf meegebrachte flessen wijn.

Even verderop, voorbij het Moreelse Park staat nog deftig overeind wat voor slopershamers behouden bleef. Singelgevels met serene statigheid, aan weerszijden van het ook al fraai gerenoveerde oude ziekenhuis. De Catharijnesingel als klassieke verbinding van oud en nieuw Utrecht- wie had dat gedacht. Nog moet er 200 meter graafwerk worden verricht voor de totale herwatering van de Singel. Het stadsbestuur mist daarvoor nog 9 miljoen. Je zou hierbij aan crowdfunding kunnen denken, maar volgens mij is het een uitdaging voor crowddigging: met zijn allen erop af met grote tuinspaden en graven maar. Dan zal het water eerder vrijuit stromen dan in 2019.

Zo herstelt zich een stelsel van middeleeuwse waterlopen – destijds ook het resultaat van menselijk graafwerk. Onder het schijnsel van de lantarens staarde ik zo over het frisse tinkelwater heen en bedacht me dat het in Utrecht nooit een Grachtengordel is geworden. Een stelsel in de betekenis van enclave voor een progressieve rijkeluiselite om stevig op af te geven. Alles van de benepen provincie heeft daar, aan de Amsterdamse grachten, de bron van al het linkse kwaad vermoed. Het is het symbool van een Nederlandse tweedeling. Nooit werd het over de Utrechtse grachten af geroepen.

Tik op google ‘Utrechtse grachtengordel’ in en er verschijnen mooie foto’s en meldingen dat Utrecht andermaal is uitgeroepen tot mooiste grachtenstad. Geen enkele notie over bronnen van politieke richting, laat staan rumoer.

Aan de Utrechtse Oudegracht is het altijd bedrijvig geweest en aan de Nieuwegracht vooral heel kalm. Voorname kooplieden hebben er gewoond, patriciërs, wetenschappers, geestelijken, juristen, bestuurders, internetmiljonairs. Bisschoppen hebben er rond gelopen, buitenlandse diplomaten, Nicolaas Beets, Wouter Paap, Pyke Koch, Martinus Nijhoff, Dirkje Kuik, Hendrik Marsman en Jopie Moesman, Herman van Veen, Ronald Giphart en Ingmar Heytze later. Genoeg te beleven aan sfeer, spiritualiteit, kunsten. Een mooie gordel van plezier, geen bron van weerzin.

In Utrecht huist de politieke eigenwijsheid vooral in Rijnsweerd – nieuwbouw ver van de grachten. Wijlen Wim Aantjes, Paul Schnabel, Broos Schnetz, Henk Westbroek – stuk voor stuk geen denkers van het oude centrum. Kritische geesten met passende inzichten, gerijpt in de rust van een buitenwijk. Zo zit het in Utrecht, bedacht ik, simpelweg starend over het teruggekeerde singelwater.