Westbroek - Toen ik nog een beetje in de lokale politiek actief was, zei iemand tegen me: “Ik bewonder Anton tot diep in mijn tenen, maar omdat ik in wezen meer met voetbal dan met judo heb, had ik liever op het Marco Van Bastenplein gewoond dan, zoals nu, in de Anton Geesinkstraat. Maar ja, Marco heeft in Utrecht nog geen doodlopende steeg naar zich vernoemd gekregen! Kun jij daar niks aan doen? ”

Ik poeierde die vrouw af met de opmerking dat het een leuk idee was, maar dat er in Utrecht grotere problemen waren dan het ontbreken van een Marco van Bastenplein. Op weg naar huis fietsend besefte ik dat het flauw van me was om een goed idee ten grave te dragen voordat ik zelfs maar geprobeerd had het uit te voeren.

Toen ik ook nog bedacht dat ik liever op het Ronald Giphartplantsoen, De Tony van der Lindenlaan of aan de Robert Longe zou willen wonen, dan op de Xenophonlaan waar mijn huis toen stond, besloot ik om er werk van te maken.

Voor alle duidelijkheid: Xenophon was een Griekse filosoof die volgens de Griekse filosofenkenners  vermoedelijk 430 jaar voor Christus geboren werd. Het was een wijs man, maar vrijwel het enige gedachtengoed van hem dat de tijd overleefde, is 'vreemdelingenhaat '. Het begrip Xenofobie  verwijst namelijk naar zijn naam.

Voordat de Xenophonlaan in Utrecht een bedevaartplaats voor mensen wordt die net als de oude filosoof  vinden dat de beste manier om met vreemdelingen om te gaan is om ze  een kopje kleiner te maken; 2500 honderd jaar geleden vond niemand dit een wreed of onmenselijk idee. Zij die er in die tijd anders over dachten deden dat in de regel uit praktische overwegingen. In plaats van vreemdelingen te onthoofden kon je ze immers ook prima als slaaf gebruiken!

Toen een gemeenteraadslid van de SP, die er apetrots op was dat hij al 18 jaar uit de staatsruif at omdat werken voor de dommen was, tijdens een gemeenteraadsvergadering suggereerde dat ik op de Xenophonlaan was gaan wonen uit liefde voor het Xenofobe gedachtengoed, was ik in staat dat stuk verdriet ter plekke te wurgen. Daar wisten omstanders me gelukkig van te weerhouden.

Ik hield het maar bij de opmerking dat ik bereid was stuitende opmerkingen van een beroepswerkeloze zo serieus te nemen en dat ik snel met een voorstel komen zou om de Xenophonlaan een andere naam te geven.

Omdat deze SP er het werk van gemeenteraadslid  - volgens de wettelijke normen hooguit een  uurtje of 20 per week als je het erg goed wilt doen ­– veel te inspannend vond, nam hij zijn ontslag om gewoon weer fulltime werkeloos te kunnen worden. Daarmee was de Xenophonkous af en kon ik met een gedetailleerd plan komen om in Leidsche Rijn de straten van twee nog te bouwen wijken naar beroemde levende  Utrechtse kunstenaars en sportlieden te noemen.

Ik herinner me vaag, dus ik kan me vergissen, dat dichter Ingmar Heytze in een Utrechts café met het idee kwam om elke schrijver, dichter, beeldhouwer of sportman die prijs stelde op een eigen straatnaam, iets kunstzinnigs voor 'zijn' straat te laten doen. Denk aan een gedicht over die straat dat onder het straatnaambord geplaats kon worden, een bij het plein passend beeldje, of een aan een lantaarnpaal vast te lassen in brons gegoten voetbalschoen van Willem van Hanegem. Zulk soort dingen.

Ik ging in de wandelgangen van het gemeentehuis op zoek naar steun voor dit in mijn ogen prettige Utrechtse plan, maar op de VVD'er Thijs Ornstein na was iedereen van elke partij er fel op tegen. Om verschillende redenen. De een vond levende Utrechtse kunstenaars niet boeiend genoeg om ze een straatnaam te gunnen; de ander was tegen omdat zij het zelf niet bedacht had en de derde omdat hij namen van sportlui minder boeiend vond dan die van zeldzame IJslandse korstmossen.

Het meest gebruikte argument was echter dat je een enorm risico liep om een nog niet overleden sportvrouw of kunstenaar een straatnaam te gunnen. Stel je voor dat zo’n typ ineens besluiten zou om racist, fascist of seriemoordenaar  te worden, dan zou dat toch een straatnaamramp voor onze stad zijn! Ik zei: “Ik zie een Manon Uphoff, een Ibrahim Affelay  of een Tommy Wieringa niet snel een akelig mens worden, maar stel dat het toch zou gebeuren: dan neem je ze hun straatnaam toch gewoon weer af?"

Dat kon dan ook  weer niet zomaar want dat zou de Tom Tom even in de war kunnen brengen, en daar moest je natuurlijk als stadsbestuurder ook altijd rekening mee houden. Kortom, de Utrechtse  gemeenteraad wou en wil er niet aan.

Hoe het tegen deze achtergrond mogelijk is dat kunstschilder Armando die geen Utrechter is en die niet eens in de top tien van Nederlandse Kunstschilders voorkomt, sinds kort in Utrecht al een eigen museum heeft? Dat heeft te maken met pure en dure vriendjespolitiek aangewakkerd door voormalig burgemeester Annie Brouwer. Daar kom ik nog een keer op terug.

Henk Westbroek

(Deze column werd gepubliceerd in De Oud-Utrechter van 8 juli)