Henk Westbroek - Een halve eeuw geleden werd het loon in de regel wekelijks uitbetaald. In de loop van vrijdagmiddag kregen werknemers van hun baas een kleine  enveloppe die met salaris gevuld was en 'het loonzakje' werd genoemd.

Mijn vader was thuis de baas, maar mijn moeder had het voor het zeggen. Zij had bepaald dat mijn vader het loonzakje, als hij op vrijdag van zijn werk terug kwam, ongeopend aan haar moest overhandigen. Mijn moeder maakte het loonzakje open, telde de inhoud ervan zorgvuldig na en vulde direct allerlei potjes met een bedragje; het potje voor de afbetaling van het bankstel, het spaarpotje voor de jaarlijkse vakantie naar Texel, het potje voor de kolenboer, het potje om… nou ja ,mijn moeder had een kastplank vol potjes die net voor het eten op vrijdag bijgevuld werden.

Nadat ma die taak verricht had, stopte ze het bedrag dat over was in de huishoudportemonnee. Als dat achter de rug was zei mijn vader pas: “Vrouw, vergeet je niet wat?” Mijn moeder sloeg zich dan demonstratief op het voorhoofd, pakte de huishoudportemonnee en gaf mijn vader zijn zakgeld.

Als mijn vader die week veel overuren had gemaakt en het loonzakje rijk gevuld was, sprak mijn moeder wel eens tegen zich zelf: “Nou ja, vooruit dan maar!” Dan kreeg mijn vader een kleine opslag op zijn zakgeld.

Op zaterdag kreeg ik mijn zakgeld nadat ik in het kleine hoekwinkeltje van kruidenier Van Den Brink in de Cornelis Roobolstraat de boodschappen gehaald had. Terwijl ik dit opschreef schoot me te binnen dat ik als kind al geen flauw benul had wat die Cornelis Roobol in zijn leven allemaal had uitgespookt om een straatnaam te verdienen en dat ik in dit opzicht nog steeds een kind ben. Lang leven het internet, want binnen5 minuten wist ik dat de goeie man een zeevarende vrijheidsstrijder was die zijn steentje bijdroeg om Nederland in de 80-jarige oorlog (1568- 1648) van de Spaanse overheersing te bevrijden. Soms ging hij met schepen op rooftocht in Oost Friesland of hees hij de Piratenvlag om rijk te kunnen worden en wat zeelieden van het leven te  beroven. Een vrijheidsstrijder die uit naam van zijn idealen onschuldige mensen ombrengt; er is niets nieuws onder de zon.

Maar goed, als ik op zaterdag naar Van den Brink gestuurd werd, baalde ik als een stekker. Het winkeltje was klein en kon niet meer dan een stuk of 10 wachtenden bevatten en bovendien werkten de heer en mevrouw Van den Brink zich op zaterdag allebei het leplazarus. Toch moest je op zaterdag minimaal een uur wachten voordat je geholpen werd.

Als je dan aan de beurt was en je het boodschappenlijstje aan de kruidenier overhandigde begon de klok te lopen. Voorverpakte onsjes flinterdun gesneden boterhamworst bestonden nog niet, dus eerst werd de rol boterhamworst uit de koeling gehaald, vervolgens werd de snijmachine op de gewenste dikte ingesteld en dan werd het onsje afgesneden, ingepakt en werd de kostprijs ervan met een potlood op het zakje geschreven. Dan ging de boterhamworstrol de koeling weer in en werd het half pond  witte suiker klaargemaakt.

Eerst werd een passende bruine puntzak gepakt, de suiker geselecteerd en met een handschep schepte de kruidenier die vervolgens in dat zakje. Hij woog het af en er bleek dan 3 ons in de suikerzak te zitten. Voor mijn moeder was een half pond exact een half pond dus moest met diezelfde schep wat suiker uit de zak gehaald en terug de bak in geworpen worden.

Als het gewenste gewicht in de zak zat, werd die op een hele vernuftige maar tijdrovende manier dichtgevouwen zodat er geen gram zoet goud ontsnappen kon. De prijs van de suiker werd genoteerd waarna volgens dezelfde methodiek de 800 gram witte bonen afgewogen werd.

Boodschappen doen koste veel tijd en de komst van voorverpakte pakken meel, rozijnen en andere kruidenierswaren werd alom als een stap in de richting van een betere wereld ervaren. Binnenkort opent in Utrecht de eerste winkel die - uit naam van het milieu - totaal geen voorverpakte kruidenierswaren verkoopt. Net als in de snoepwinkel mag je zelf met een schep je zakken gaan vullen. Op de service van de heer en mevrouw Van den Brink na, zijn we dan weer even ver als een halve eeuw geleden.

(Deze column is met toestemming van de auteur overgenomen uit De Oud-Utrechter van 20 januari 2015).