Kees van Oosten - Eén belangrijk doel van de gemeente, zo beweert elk college, is het verbeteren van de bereikbaarheid. De ironie wil dat hoe meer belastinggeld daaraan wordt besteed hoe slechter het wordt.

Voordat de gemeente besloot de fly-over 24 Oktoberplein aan te leggen en het Majellaknooppunt, het Europaplein en het Paardenveld te reconstrueren, had je een minuut of 10 nodig om vanaf de A2 of de A12 in het stadscentrum te komen. Door alle werkzaamheden kost dat nu ruim een half uur. 

Al die mensen die kostbare reconstructies en werkzaamheden toejuichen verliezen uit het oog dat ze juist daardoor eindeloos in de file staan en de binnenstad totaal onbereikbaar wordt. Twee mechanismen spelen daarbij een belangrijke rol. 

De eerste is dat de aanleg van elke vierkante meter asfalt extra autoverkeer genereert. Zodra er een rijstrook bijkomt besluiten mensen om toch maar de auto te pakken of wat verder weg te gaan wonen. Na de verbreding van de A2 werd er triomfantelijk geroepen dat de files minder werden, een jaar later was het bijna zo erg als het was. Aan de crisis was het te danken dat het niet erger werd. Al die miljarden die besteed worden aan de uitbreiding van het wegennet geven dus maar tijdelijk soelaas.

De opwaardering van de Noordelijke Randweg Utrecht is dus ook een onzalig plan. Zodra die een feit is en de ring van snelwegen om Utrecht gesloten is, zullen veel meer automobilisten van de NRU gebruik maken, bijvoorbeeld om komend uit Arnhem van de A12 op de A2 te komen en omgekeerd. Binnen de kortste keren zullen er dus weer lange files staan op de Zuilense Ring, Marxdreef en Schweitzerdreef. Hoe het dan zal zijn om langs de NRU te wonen kunnen de bewoners vragen aan de omwonenden van de A27.

Wat dat andere mechanisme betreft: voor elke infrastructurele verbetering zijn omvangrijke werkzaamheden nodig en die maken dat het verkeer omgeleid moet worden en stagneert. Sommige mensen denken dan: het is maar voor een paar maanden of een jaar, maar daarna zal het beter zijn. Dat is een hele naieve gedachte. Immers, niet zodra is de ene wegopbreking achter de rug of de volgende kondigt zich aan. In Utrecht zijn wegopbrekingen aan de orde van de dag en meestal een aantal tegelijk. Er komt geen eind aan en dus sta je altijd wel ergens in de file en moet je een heel stuk omrijden.

Soms zijn die wegopbrekingen totaal overbodig. De Beneluxlaan, Franciscusdreef, de NRU, zo maar wat voorbeelden van wegen waarvan het asfalt vernieuwd werd terwijl er niets aan mankeerde. Kennelijk moest het budget opgemaakt worden om het jaar daarop aanspraak te kunnen maken op minstens hetzelfde budget.

Een ambtelijke dienst kijkt wel uit om minder uit te geven dan er was begroot is, want dan wordt er voor het jaar daarop in het budget gesneden. Onbereikbaarheid en files zijn dus ook het gevolg van de noodzaak die een ambtelijke dienst voelt geld op te maken om daarmee bezuinigingen te voorkomen.

Als het aanleggen van extra asfalt alleen maar leidt tot extra verkeer en als uitbreiding, reconstructie en onderhoud van wegen zoveel wegopbrekingen, files en stagnatie tot gevolg hebben, waarom maakt de gemeente daar dan zoveel werk van? En waarom beweert de gemeente dan dat dat nodig is voor de bereikbaarheid? Het antwoord is dat er een groot verschil is tussen wat de gemeente als reden opgeeft en wat de werkelijke redenen zijn. 

De werkelijke reden is dat ambtelijke diensten hun werk veilig stellen, daarin aangemoedigd door invloedrijke bedrijven in de wegenbouw die het moeten hebben van overheidsopdrachten. Samen vormen zij de asfaltlobby. En het argument van de asfaltlobby is natuurlijk dat de bereikbaarheid moet worden bevorderd door de aanleg van zoveel mogelijk extra asfalt.

Wat ze er niet bij vertellen is dat er in een drukke stad een omslagpunt is. Voorbij dat omslagpunt draagt het aanleggen van nog meer asfalt niet meer bij aan verbetering van de bereikbaarheid, maar gaat het alleen nog maar ten koste van de bereikbaarheid. En natuurlijk ten koste van miljarden belastinggeld en niet te vergeten: schone lucht en gezondheid.