Jim Terlingen - Vorige maand ging een beladen Utrechtse datum zomaar voorbij zonder media-aandacht. Dat is vreemd, want als je erover begint te praten met een Utrechter van over de tachtig, krijg je volop verhalen over deze dag. Op 7 oktober was het precies 75 jaar geleden dat onze stad haar grootste razzia meemaakte van de Tweede Wereldoorlog.

    
Oktober 1944 

Omdat de geallieerden oprukken, besluiten de Duitsers dat langs delen van de Rijn en IJssel loopgraven en tankgrachten moeten komen. Daarvoor is veel mankracht nodig. Wat volgt zijn oproepen en razzia’s door heel het land.

Op zaterdagochtend 7 oktober 1944 - in alle vroegte - hangen in Utrecht op veel plekken ineens plakkaten.

Het plakkaat Officieele bekendmaking!

Op bevel der Duitsche Weermacht moeten zich heden om 9 uur
alle mannen der stad Utrecht in de leeftijd van 17-50 jaar 
ter uitvoering van graafwerkzaamheden op het Vreeburgplein melden.

Bewijzen van vrijstelling van burgerlijke of militaire instanties
moeten ter controle worden meegebracht.
De bewijzen ontheffen niet van den aanmeldingsplicht.


De terugkeer na beëindiging van de arbeidsinzet is gewaarborgd.

Er moeten worden meegebracht: warme kleeding, stevige schoenen, 
dekens, regenjas, eetgerei, mes, vork en lepel, verder spade of schop.
Meegebrachte fietsen blijven in het bezit van den eigenaar.

De dagelijkse vergoeding bestaat uit goeden kost, rookartikelen en vijf gulden.

Het is ten strengste verboden de stad te verlaten!

De Gevolmachtigde van de Rijkscommissaris
voor de provincie Utrecht, Müller-Reinert

 
Op de Keulsekade wordt het gezin Terlingen (inderdaad: familie) ’s ochtends vroeg gewaarschuwd door een buurman: “De bruggen aan de westkant van de stad staan allemaal open. Niemand kan de stad uit.” De 19-jarige Jan Terlingen gaat gauw naar een pand verderop in de straat, waar zich in een voormalige werkplaats een noodbibliotheek bevindt, en verstopt zich achter de rekken met boeken. Op deze plek schuilen daar die dag nog vijf andere jongens. 

Enkele honderden mannen melden zich om 9 uur op het Vredenburg, vooral hen die denken een vrijstelling te kunnen krijgen. Melkboer Bart van Straten (43) van de Abstederdijk is daar niet bij. Ondanks dat hij voor eerdere oproepen vrijstelling kreeg vanwege zijn onmisbaarheid thuis, vertrouwt hij het niet. 

Gewapende Duitse soldaten gaan straat voor straat de huizen langs om mannen op te pakken die zich niet hebben gemeld. De opgepakte mannen worden naar het Vredenburg gebracht en naar het oude Tivoli aan de Kruisstraat. 

Als Van Straten verneemt dat er weldegelijk vrijstellingen worden gegeven, gaat hij rond half elf alsnog naar het Vredenburg. Hij treft daar onder anderen zijn collega-melkboeren Piet Appelhof (Badstaat) en Henk Kraaijkamp (Ridderschapsstraat). Op het Vredenburg staan hekken die ervoor zorgen dat je het plein alleen via controleposten kan verlaten. Er zijn loketjes waar politieagenten en NSB'ers namen noteren. Slechts sporadisch wordt een vrijstelling afgegeven. Van Straten, Appelhof en Kraaijkamp krijgen deze niet.

Op de Keulsekade heeft Terlingen geluk; de Duitsers laten zich aan de deur afschepen door een man die zegt dat niemand in het pand aanwezig is en lopen door.

Op het Vredenburg moet rond 14 uur een grote groep mannen in een lange rij gaan staan, waarna ze onder gewapende begeleiding moeten lopen naar Hilversum en Huizen. Rond middernacht gaan ze verder met de boot naar Kampen (nabij de IJssel). 

Een andere groep gaat pas tegen middernacht weg van het Vredenburg, na een lange dag hangen en staan. Deze groep loopt naar kamp Amersfoort en gaat daarna met de trein verder via Apeldoorn naar Zevenaar (nabij de IJssel en de Rijn).

Een man uit de tweede Vredenburg-groep is Henk Meulenbelt (29). Hij vertelt na de oorlog over de reis:

De nachtelijke tocht was heel erg. Allen waren uitgeput door die vele uren staan en doelloos rondhangen op het Vreeburg. Bovendien was de algemene voedingstoestand reeds sterk achteruitgegaan en kon vrijwel niemand meer over zijn normale uithoudingsvermogen beschikken. Enfin, onder veel geschreeuw en lawaai werden we voortgedreven door de mistige kou. Ik zag zelfs een bakkersknecht, die alleen maar zijn witte jasje aan had en verder niets. (…) De kameraadschap was goed. Zo kreeg ik van een volslagen onbekende de helft van zijn brood, tien gulden en één van zijn twee dekens. Om omstreeks 4 of 5 uur marcheerden we het concentratiekamp binnen.

Ook Van Straten, Appelhof en Kraaijkamp zitten in de tweede groep. Zij worden aan het werk gezet bij Pannerden, onder Zevenaar.

Achteraf blijkt dat die dag ongeveer 5500 mannen zijn afgevoerd. Verzetskrant Het Parool houdt het in een speciaal bulletin op 9000 man en schrijft dat mannen die tijdens de razzia probeerden te vluchten, zijn neergeschoten.

Deel uit het speciale bulletin van de illegale krant Het Parool op 9 oktober 1944

Dat de razzia niet zachtzinnig en netjes verloopt, blijkt ook uit een brief van NSB-wethouder van Onderwijs Breedvelt. De deur van zijn woning wordt ingetrapt en een zilveren sigarendoos wordt buitgemaakt. "En dat terwijl de heren in mijn kamer een beeld van de Führer gezien moeten hebben".

           

Bronnen:
* Leo van Rhenen, '7 oktober 1944: razzia', De Spuikoker: personeelsorgaan van gemeente Utrecht, november 1984
* Jan van Miert e.a, 'Een gewone stad in een bijzondere tijd, Utrecht 1940-1945', 1995.
* Getuigenis Henk Meulenbelt, archief NIOD, dossier 250f
* Interviews met Annie Peek-van Straten (1933) en Jan Terlingen (1924)

Met dank aan Vincent Dirksen voor het opsnorren van het plakkaat. 

   
In 2020 staat een boek van mij gepland over de Tweede Wereldoorlog, waarin ook meer over deze razzia in Utrecht te lezen zal zijn.

  
Zie ook: Een vergeten razzia (2) met reacties
en
 Een vergeten razzia (3) met dagboekaantekeningen.

        

Reageren? terlingenschrijft@kpnmail.nl
Zie ook: www.jimterlingen.nl