Raymond Taams - Op de roltrap naar boven in de Neude-bibliotheek maak ik mij samen met een collega-journalist kwaad over zaken uit het lokale Utrechtse nieuws. “Hallo, wij zoeken ruzie”, knipoog ik tegen een bieb-medewerker als we op de tweede verdieping aankomen. “We staan op de gastenlijst voor het vrijheidscollege Israël Palestina”, verduidelijkt de collega, waarna de medewerker ons de weg wijst.

“Iedereen is boos op elkaar, overal, op elk niveau”, zucht ik terwijl we onze jassen ophangen. Eenmaal op onze plekken in de zaal, wachtend tot de avond over Israël en Palestina begint, doe ik een laatste poging een felle discussie in een appgroep in mijn voordeel te beslechten. Dit lukt, wat me kort het gevoel geeft dat oorlog loont.

De inleidende fotopresentatie door Femke Rotteveel, directeur van het Utrechtse FOTODOK, stemt milder. Rotteveel toont afbeeldingen van olijfbomen die al vierduizend jaar vredig op hevig betwiste plekken in Israël staan.

Vrijheidscolleges worden door het hele land gegeven en zijn bedoeld om mensen aan te zetten tot nadenken over vrede en vrijheid. Deze woensdag, 6 maart 2024, gaan journalist Natascha van Weezel, comedian Raoul Heertje, jurist Lydia de Leeuw en journalist Radi Suudi onder leiding van presentator Oscar Kocken met elkaar in gesprek over de situatie in Gaza.

“Het voelt goedkoop om hier te zitten”, zegt Raoul Heertje. “Daar sterven mensen, wij praten erover zonder zelf gevaar te lopen, tenzij er natuurlijk een gek in de zaal zit.” De sprekers nemen zich voor om persoonlijke, menselijke verhalen te vertellen, en weg te blijven bij het politiek-abstracte. Dit blijkt lastiger dan gedacht, veel dialogen eindigen uiteindelijk in een discussie over een één- of tweestatenoplossing.

“Hebben jullie nog hoop?”, vraagt presentator Kocken aan het einde van de avond. Van Weezel en Heertje reageren geëmotioneerd. “Pfff, huilende joden, daar heb je wat aan”, veegt Van Weezel haar tranen weg. Hoewel we dankzij dit menselijke moment in een zachte stemming de zaal verlaten, gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat ik mij op de roltrap naar beneden alweer stevig opwond over Utrechtse zaken.

“Laten we ons bij de verkiezingen in 2026 kandideren voor de gemeenteraad, dan gaan we ze allemaal slopen”, grom ik bij het afscheid tegen de collega-journalist.

‘Mensen zijn onverbeterlijk’, denk ik op weg naar huis.