René van Maarsseveen - ‘Ha René’, hoor ik als ik café BinnenBest binnenloop, ‘leuke column over de bescheidenheid van Utrecht’. Dan zie ik waar de aanspraak vandaan komt. Het is Willem. Hij zit wat verscholen achter twee studenten. Ik loop op hem toe, schud zijn hand en schuif aan. Willem steekt zijn hand op met twee vingers in de lucht, maakt een cirkelbeweging en even later staan er twee biertjes op ons tafeltje.

‘Ken je de geschiedenis van het wapen van Utrecht dat je gebruikte als illustratie?, vraagt Willem.

Ik knik ontkennend.

‘Je kunt het lezen op Wikipedia’, zegt Willem en hij schiet in een harde lach. Ik vind het wel leuk hoe hij mij even op het verkeerde been zet. Ik verwachtte een uitleg over het wapen en, nou ja. Rustig wacht ik tot hij is bedaard.

Dan vervolgt hij, ‘het is niet het hele verhaal dat je daar vindt. Het wapen dat je gebruikte is sinds 1818 het officiële wapen. Daarvoor is er een hele geschiedenis van zegels, munten, bannieren en wapens. De oudst bekende zegel is van rond 1100 met de stadsmuren. Een eeuw daarna komt ook Sint Maarten op het zegel. In 1537 wil Karel V onze heilige uit het stadswapen. De twee vlakken, een rode en witte, blijven. Ze staan symbool voor de twee schuttersverenigingen in het Boveneinde en Benedeneinde van Utrecht. Hoewel er ook mensen zijn die beweren dat het een rode mantel is die Sint Maarten doormidden heeft gesneden.’

Willem steekt weer twee vingers in de lucht. ‘Er is nog veel meer te zeggen over het kroontje, de schilden op de verschillende munten en zegels en over Sint Maarten, de stadsmuren en dergelijke. Maar ik reageerde op de illustratie in je column.’

Ik knik naar Willem ten teken dat ik me dat herinner en ik knik naar de kastelein die twee biertjes brengt.

‘Elke onderdrukking bracht zijn eigen regels en gewoonten. Na ondertekening van het Satisfactieverdrag van 1578, waarmee Utrecht zich aansloot bij de opstand van Willem van Oranje tegen de Spaanse bezetters, ging Utrecht weer eigen munten slaan. Dat waren halve en hele stuivers. Maar ze wilden ook een grote zilveren munt. Door politiek geneuzel over soevereiniteitsrechten ging dat niet door. Als alternatief werden er in datzelfde jaar nog leeuwendaalders geslagen. Twee leeuwen rondom het toen gebruikte stadswapen’.

‘Is het daardoor al bijna 500 jaar het wapen van Utrecht?’, vraag ik.

‘Nee, er bleef van alles gebeuren met het wapen. Maar toen de Fransen in 1813 waren vertrokken moesten alle steden hun stadswapen voorleggen aan de Hoge Raad van de Adel. Utrecht stuurde een wapen dat was gebaseerd op de leeuwendaalder. Het wapen dat je bij je column gebruikte. Het wordt ook vaak vereenvoudigd gebruikt, zonder de leeuwen’.

‘Mooi verhaal’, zeg ik, terwijl ik rondkijk in het café.

‘Heb je hier afgesproken?’, vraagt Willem, ‘of kom je zomaar weer eens binnenvallen?’

‘Ik heb met Frans afgesproken, maar hij zei al dat hij mogelijk wat later zou komen’.

Willem knikt en gaat verder. ‘Wist je dat Utrecht in de loop van de geschiedenis allerlei namen heeft gehad, die soms hetzelfde betekenden en soms ook niet?

Ik schud mijn hoofd en zeg ‘nee’.

‘Dat trecht van het Romeinse Trajectum komt is algemeen bekend. Het betekent oversteek bij de rivier. In de middeleeuwen werd het vertaald naar Tricht. Het is één van de eerste leenwoorden in het Nederlands. Maastricht is dus oversteekplaats bij de Maas. Maastricht werd door de Romeinen ook wel Trajectum Superius genoemd, hoog gelegen. Utrecht heette dan Trajectum Inferius, lager gelegen. Dat werd later Ul trajectum en dat tenslotte Utrecht.

‘Interessant’, reageer ik lauwtjes.

‘In de loop van de geschiedenis heeft Utrecht echter allerlei benamingen gehad, verbasteringen vanuit  andere talen. Die namen zijn vaak terug te vinden op oude kaarten. Astrik en Wiltenburg zijn wel de meest afwijkende’.

‘Daar heb je Frans’, zeg ik als ik hem binnen zie komen.

‘Ja, inderdaad’, antwoordt Willem, ‘hij zal wel aan de bar willen zitten’.

‘Dat denk ik ook’, zeg ik en met  ‘het was leuk je gesproken te hebben en interessant verhaal’, neem ik afscheid van Willem.