Raymond Taams - De fles wijn was leeg, de zon verdween achter de dakkapel op het rijtjeshuis aan de overkant. Met de van oorsprong Zwitserse date zat de IJzeren Man op een bankje in haar tuin. Ze spraken over literatuur. “Zijn er eigenlijk dingen die je wel goed vindt?”, vroeg het meisje nadat de IJzeren Man een hele rij Nederlandse schrijvers had afgeserveerd. “Eigenlijk alleen maar buitenlandse auteurs”, antwoordde hij, “ik bedoel: jij komt uit Zwitserland, daar lezen ze toch geen Mulisch of Tommy Wieringa?” 

“Inderdaad, Nederland is geen land voor grote gedachten, als ik bij mijn ouders in de bergen ben, zie ik het leven meteen veel weidser”, mijmerde ze met een blik alsof ze over Alpentoppen tuurde. “In Nederland heb je alleen maar klagende kruideniers”, mopperde de IJzeren Man, het ondertussen betreurend dat hij maar één fles wijn had meegenomen. Toch wilde hij niet overkomen als een zure scribent, die jaloers was op iedereen die wel een column in de Volkskrant had.

Pijlsnel ging zijn hoofd daarom op zoek naar het allermooiste stuk Nederlandse literatuur dat hij kende. Verbazingwekkend vlug kwam hij uit bij het gedicht ‘In uw handen’ van Gerard Reve. 
    

IN UW HANDEN

 - bij het laatste afscheid van Piet

 

Niemand die zeggen kan, wanneer en hoe.

Misschien wel met geheven glas,

terwijl hij proestend poogt iets uit te leggen dat wordt weggespoeld

op bulderende branding van gelach.

Dan piept opeens zijn stem, als uit het stof,

en klauwt zijn lege hand naar ’t arme hart

waar nu het mes in staat van God.

Een flits, van droevig speelgoed, droeve sneeuw

en droef lantarenlicht. Meer niet.

Ziezo, het is volbracht.

‘Zoals hij heeft geleefd, zo is hij ook gestorven.
      

Het vers bleek op internet te vinden, vanaf zijn telefoonscherm las de IJzeren Man het voor, zijn lippen dicht bij haar oor. Na de laatste regel viel er een zware stilte, het bovenste randje zon bezweek als kolkend lava onder dakpannen, een zwerm kraaien nam bezit van de stadshemel.

“Droevig speelgoed, droeve sneeuw… mooi hè?”, piepte de IJzeren Man met een drukkend gevoel op zijn borst, “daar kom je als schrijver toch nooit meer overheen?”. “Nee….”, zuchtte het meisje. Hopelijk begreep ze nu waarom hij de stukjes van Paulien Cornelisse net ‘soms per ongeluk leuk’ had genoemd.