Evert van der Zouw presenteerde deze week zijn boek Utrechtse Bijnamen. Vele jaren werkte hij aan dat boek en verzamelde bijnamen door onder meer talloze Utrechters te interviewen. Ook stapte hij naar de cabaretier Herman Berkien (1942-2005) . Hieronder zijn relaas over dat bezoek.

Het was ergens aan het begin van deze eeuw. Ik pakte de telefoon en belde Herman Berkien. Ik vroeg wanneer ik langs kon komen in Lunetten om eens een keer over zijn liedjes te praten. Woensdag kwam wel uit. 'Zal ik er zijn rond koffietijd?' vroeg ik. Wanneer dat dan moest zijn, vroeg Herman oprecht. Hij dronk geen koffie.

Rond een uur of acht in de avond stond ik bij hem op de stoep. Eenmaal op de bank begon ik met vragen over de kleurrijke bijnamen die in zijn liedjes voorkomen. Bijvoorbeeld in het officieuze volkslied van de stad 'Utrerech m'n stadsie', dat dit jaar zijn veertig jarig jubileum kent. Voor wie de tekst niet volledige kent, maar dat betwijfel ik, hier de opsomming van de tot de verbeelding sprekende namen: Aal de Preu, Gekke Bart, De Bult, Koos de Kutjeskin, Schele Ockeloen, Blauwe Teus.

Ik vroeg Herman hoe hij aan deze namen kwam. Het antwoord was simpel alsook verwacht. De zanger hoorde ze dikwijls in de kroegen in de stad, waar hij op dat moment een biertje dronk. Wie het waren was hem niet bekend, wel dat ze 'lekker bekten' en goed weergaven hoe de Utrechter zijn stadsgenoten voorziet van een schendnaôm. Als bijnaamliefhebber wilde ik uiteraard proberen te achterhalen wie deze mensen in het echt waren en waarom zij zo genoemd werden.

Aal de Preu was een klein vrouwtje uit de Willemstraat die er een snoepwinkeltje had. Zo ver nog niets bijzonders en geen uitleg waarom ze zo genoemd werd. De overlevering wil dat Aal over nogal weelderig schaamhaar beschikte en dat daarom 'preu', een synoniem voor het vrouwelijk geslachtsdeel, als bijnaam kreeg toebeeld.

Gekke Bart was een handelaar met een geestelijke achterstand, die veel op markten was te vinden. Je hoorde hem in de verte al aankomen doordat hij hard stampte of lawaai maakte met zijn fiets. Hij kon je zonder reden de huid vol schelden, maar als je hem een sigaret gaf was je een best mens.

De bijnaam De Bult is algemeen. Daarvoor komen meerdere mensen, met name mannen, voor in aanmerking. Het betreft meestal personen met een bult op hun rug.

Koos de Kutjeskin is een typisch voorbeeld van wel de klok hebben horen luiden. De Kutjeskin heeft wel degelijk bestaan maar heette geen Koos. De voornaam van deze Wijk C-er was Jan, maar werd niet aan zijn bijnaam toegevoegd. De oorsprong van de bijnaam ligt in het feit dat Jan een opvallend spleetje in zijn kin had waarop het op een 'preu' leek. In een gekuiste versie van 'Uterech m'n stadsie' wordt overigens gesproken over De Gleufjeskin.

Schele Ockeloen heb ik niet kunnen achterhalen. Het zal een persoon zijn geweest die graag met zijn ene oog naar het andere wilde kijken. De naam ligt lekker in het gehoor waardoor deze het zelfs de grondslag is voor een uitdrukking die de laatste decennia veelvuldig wordt gehoord.

Blauwe Teus is mij niet bekend, maar het eerste deel van de naam duidt vermoedelijk op veelvuldig alcoholinname. Er werden meer mensen die graag een borrel lustte 'blauwe' genoemd. Er zal vast ook een Teus zijn geweest.

De avond zat er op. De buit was binnen. Ik bedankte Herman en zijn vrouw voor de gastvrijheid. Met mijn autosleutels in de hand vroeg de Utrechtse cabaretier aan me: 'Hoe is het thuis eigenlijk?' Waarop ik antwoordde dat het prima ging. Herman: 'Was dan lekker thuis gebleven...'

Voor meer bijnamen verwijs ik naar mijn boek 'Utrechtse bijnamen', nu te koop in de boekhandel

Evert van der Zouw