Utrechtse studenten hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog een grote rol gespeeld in de illegale pers en andere verzetsactiviteiten. Ze vormden, met anderen, een netwerk dat zorgde voor redactie, productie en distributie van een continue stroom van plaatselijke en landelijke uitgaven. Een overzicht.

Door Frits Broeyer

Het door de Universiteit Utrecht uitgegeven Ublad schreef in 2004 een enquête uit met als vraag ‘Wie is de grootste UU'er? Twee personen deelden de eerste plaats: hoogleraar Buys Ballot (1817-1890), oprichter van het KNMI en... de student Wim Eggink (1920-1945).

Daarmee werd een jonge intellectueel geëerd die een belangrijke plaats in de geschiedenis van de universiteit verwierf dankzij zijn organisatievermogen en dapperheid in de oorlogsjaren. Eggink had een aandeel in de oprichting van zowel het Utrechtse als het landelijk studentencomité (de Raad van Negen) voor de coördinatie van verzetsactiviteiten.

Van nog grotere betekenis was zijn verlangen om het brute geweld van de bezetter met de macht van het woord te weerstaan. Hij had een groot aandeel in het opzetten van het illegale blad Ons Volk. Den Vaderlant Ghetrouwe dat met de kolossale oplage van uiteindelijk 120.000 exemplaren de grootste illegale krant van Nederland werd.

Anti-joodse maatregelen

Reeds in november 1940 kwam Eggink in actie toen de Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs de Joodse docenten van hun functies moesten ontheffen. In Leiden hadden een bewogen rede van de hoogleraar R.P. Cleveringa en een studentenstaking de sluiting van de universiteit tot gevolg. In Utrecht protesteerden enkele hoogleraren in hun colleges fel tegen de Duitse maatregel. Maar het College van Curatoren en de hoogleraren - rector magnificus H.R. Kruyt voorop - wilden koste wat kost de universiteit openhouden. Wat door druk op de studenten lukte, want die zagen af van een staking.

Er verscheen echter wel een anoniem pamflet dat opriep tot een studentenstaking. Achteraf blijkt Wim Eggink daar de schrijver van geweest te zijn. Natuurlijk was hij niet de enige student, die voor een boycot van de colleges was. Ook een verklaring, ondertekend door de meeste redactieleden, en vooral het hoofdartikel ‘Moed’ in Vox Studiosorum, het blad van het Utrechtsch Studentencorps en de UVSV, spraken boekdelen. En Cees Honig en Willem Beck, twee later in het verzet sterk op de voorgrond getreden studenten geneeskunde, reisden vergeefs naar Leiden om studenten daar over te halen in Utrecht te gaan posten.

Op een andere manier hadden contacten tussen Utrechtse en Leidse studenten meer succes. Het vanuit Leiden landelijk verspreide studentenblad De Geus wijdde een extra nummer aan de ambtsontheffing van de joodse hoogleraren. Het moet wel aan die contacten toe te schrijven zijn dat het blad een samenvatting bevat van de protesttoespraak van de Utrechtse hoogleraar V.J. Koningsberger.

In februari 1941 werd duidelijker dat de Utrechtse studenten zich niet alle maatregelen van de Duitsers lieten welgevallen. Het nummer van 14 februari van de Vox Studiosorum bevat een zeer kritisch artikel over de film Jud Süss. Het kostte de verantwoordelijk hoofredacteur Evert Bloembergen een gevangenisstraf van twee maanden en de auteur, Geert Lubberhuizen, moest zich drie maanden lang elke dag bij de Sicherheitsdienst melden.

Ongeveer in dezelfde tijd kwam de beslissing af dat er geen joodse studenten meer tot de universiteit toegelaten mochten worden. De Vox reageerde op 21 februari met een van een rouwrand voorziene voorpagina, die in het midden het embleem en de zinspreuk van de Utrechtse universiteit, Sol lustitae illustra nos (‘Zonne der Gerechtigheid verlicht ons’) bevat. Het gevolg was een verschijningsverbod.

Verscheidene redactieleden hebben zich naderhand zeer onderscheiden in het verzet. Geert Lubberhuizen gaf in 1943 het gedicht De Achttien Dooden van Jan Campert uit als rijmprent. Het succes leidde tot volgende publicaties en de stichting van uitgeverij De Bezige Bij. Een groot deel van de opbrengst van de illegale publicaties werd besteed aan het hulpwerk, dat door Utrechtse studenten als Trui van Lier was opgezet om joodse kinderen te laten onderduiken via haar kinderopvang Kindjeshaven.

Een advertentie voor Kindjeshaven. Foto: Collectie HUA

Een ander lid van de redactie, Mechteld van Hardenbroek, leverde in 1943 een deel van de springstof, die nodig was voor de aanslag op het bevolkingsregister in Amsterdam. Het redactielid Johan Greidanus, Engelandvaarder, kwam om bij een parachutesprong boven bezet gebied.

Loyaliteitsverklaring

In juli 1941 werden de Utrechtse studentenverenigingen verboden. Een van de middelen om contacten toch gaande te houden was het uitgeven van illegale bladen. In de kring van het studentencorps zag het blad De Uilenspiegel het licht en voor de gehele studentengemeenschap kwam de Sol lustitiae.

Maar studenten waren ook betrokken bij een groeiend aantal andere activiteiten die met de illegale pers te maken hadden. Op 13 maart 1943 werden alle Nederlandse studenten die verder wilden studeren gelast om een loyaliteitsverklaring te tekenen. Aanleiding voor deze maatregel was het vermoeden dat studenten verantwoordelijk waren voor de op 5 februari in Den Haag gepleegde aanslag op F.A. Seyffardt, de beoogde bevelhebber van het Vrijwilligerslegioen Nederland. Voor één van hen, de Amsterdammer Leo Frijda, ging dit op, zij het dat hij als jood ondanks zijn eindexamen gymnasium niet toegelaten was tot de studie geneeskunde.

Frijda maakte deel uit van de sabotage-en spionagegroep CS-6, de eerste in Nederland die liquidaties uitvoerde. Tot de intimi van Frijda behoorden behalve de in 1940 in het Utrechtse corps aangekomen studenten Gerrit Jan de Jongh en Theo Hondius, George Puchinger, lid van SSR in Utrecht. In november 1942 waren zij begonnen met een illegaal literair blad, Lichting.

Een dag na de aanslag vonden er razzia's plaats onder de studenten van Amsterdam, Utrecht, Delft en Wageningen. De 59 bestuursleden van de Utrechtse Studenten Faculteiten volgden een richtlijn van de Raad van Negen en stelden hun mandaat ter beschikking. De rector magnificus L. van Vuuren vroeg hen dringend hierop terug te komen, maar slechts zeven bestuursleden bezweken onder zijn dreigementen. In overgrote meerderheid weigerden de Utrechtse studenten de loyaliteitsverklaring te tekenen. Dat betekende: in Duitsland moeten werken of onderduiken. En masse kozen de studenten voor de onderduik, waardoor sommigen volop tijd kregen voor verzetswerk.

Glasplaten met schellak

Een voorbeeld is Wim Cornelis. Na een onderduikperiode van vier maanden in Hoogeveen reisde hij in september 1943 terug naar Utrecht. Daar ontmoette hij Jan van Mansvelt, een in 1941 aangekomen student, die hij nog uit de tijd van de lagere school kende. Van Mansvelt had contact gekregen met Eggink door tussenkomst van de uit Woerden afkomstige Jan Verhagen. Verhagen op zijn beurt kende Eggink omdat hij betrokken raakte bij het mede door Eggink in november 1940 opgerichte illegale blad van de jong-liberalen Slaet op den trommele.

Dankzij Van Mansvelts kennissenkring kon Wim Eggink een flink aantal studenten om zich heen verzamelen, die bereid waren verzetswerk op zich te nemen, als Bob Ameling, Frits Sobels en Guus Maris. Wim Cornelis kreeg dus ook via Van Mansvelt een plaats in de groep Eggink. Ameling, Van Mansvelt, Verhagen, Sobels, Maris en Cornelis waren allen lid van het corps.

Eggink was van geen enkele vereniging lid, maar in de gezamenlijke strijd tegen het nazisme was zo'n verschil toen volstrekt onbelangrijk. Vanaf september 1943 zette de groep zich in voor de door Eggink en een Leidse student opgerichte krant Ons Volk. Den Vaderlant Ghetrouwe. Uit onder meer informatie van Maris blijkt dat de bewust afwezige politieke en religieuze kleuring in dit blad zeer aansprak. De redactie van Ons Volk wilde het moreel van de lezers sterken, en niets anders.

In oktober 1943 verscheen het eerste nummer van Ons Volk. De krant bevatte onder andere teksten van door Radio Oranje en de BBC uitgezonden toespraken en berichten. Jan Verhagen nam die in Woerden op met een grammofoon die hij voor dat doel van Eggink had gekregen. Hij gebruikte daarvoor met schellak bedekte glasplaten, waarna hij bij het afdraaien de tekst uitschreef en vervolgens uittypte. Verhagen maakte meerdere doorslagen zodat de teksten ook bij andere bladen als Trouw en Vrij Nederland bezorgd konden worden. Wim Cornelis en Hans Boeke, een zoon van de Utrechtse hoogleraar medicijnen J. Boeke, werden zijn contactpersonen. Zij leverden Verhagen de benodigde materialen en namen de teksten mee terug naar Utrecht.

Spotprent in Ons Volk november 1943 n.a.v. de bevrijding van Kiev op 6-11-1943. Foto: Oud Utrecht

Kranten bezorgen

Cornelis - toentertijd in Utrecht ondergedoken bij zijn broer aan de Adriaen van Ostadelaan - had bovendien een taak bij de verspreiding van Ons Volk. Gevaarlijk was vooral het met een bakfiets vervoeren van een omvangrijke vracht kranten van het ophaaladres bij een bode op de Neude naar het adres voor verder transport, de Centrale Raad van Beroep nabij het Domplein. Maar ook de volgende fase was moeilijk genoeg.

De studenten, die voor de verdere verspreiding zorgden, werkten in duo's. Zo vormden Frits Sobels en Guus Maris een paar, dat kranten moest afleveren in West-Brabant en Zeeland. Voor Oost-Brabant en Limburg waren dan weer Bob Ameling en diens koerier Cor de Bode verantwoordelijk.

Voor de lokale bezorging waren dan weer anderen inge­schakeld. Wim Cornelis zelf zorgde er met Piet Laseur voor dat er zo'n 700 kranten in het Gooi terechtkwamen. Alles diende zeer omzichtig te gebeuren. Laseur zette een koffer met kranten in het bagagenet van de trein naar Hilversum. Cornelis ging daar dan in de buurt zitten, terwijl Laseur ergens heel anders een plaats zocht. Als Laseur de kranten kwam ophalen, zou Cornelis in geval van controle zijn hoed afzetten. Dat waarschuwen met een hoed was ook bij de andere teams gebruikelijk.

Vaak, maar niet altijd konden de studenten profiteren van hulp van mensen die bij het spoor werkten. Een voormalig senator van het corps, J. Jolles, was kort na zijn afstuderen als jurist aangesteld bij de spoorwegen. In die functie kon hij aan legitimatiebewijzen voor kaarten vrij reizen komen. Toen Frits Sobels hem daar een keer om vroeg, weigerde Jolles met de woorden ‘Daar ben ik niet voor. Leuke reisjes maken zeker?’

Grote risico's

In januari 1944 werd Wim Eggink gevangen genomen als verspreider van Het Parool. Jan Verhagen maakte daarop dat hij uit Woerden wegkwam, want de Duitsers zouden uiteraard proberen Egginks netwerk op te rollen. De afspraak was dat iemand die gepakt werd 24 uur zijn mond zou houden. Als de gevangen persoon vanwege het martelen vervolgens doorsloeg, was iedereen al wel verdwenen.

In Utrecht verbleef Verhagen op verschillende adressen. Een daarvan, een zolderkamer in Oog in Al, vormde hij om tot een soort studio. Hij werd daarbij geholpen door de technisch handige Dick Heuvelman, die hij kende via de roeivereniging Triton. Van een lid van de laatste functionerende senaat van het corps, Cuuks van Valkenburg kreeg hij apparatuur, waarmee glasplaten op 33 toeren konden draaien. Daarmee kon hij veel langere uitzendingen opnemen dan eerder in Woerden. De platen werden hem bezorgd via Adriaan Vogt, een jaargenoot in het corps, die dankzij zijn vaders rol bij de AVRO over de connecties beschikte om deze voor hem te bemachtigen.

Rond Dolle Dinsdag (5 september 1944) begonnen de Duitsers fietsen te vorderen om eventueel te kunnen vluchten. Het blok van Verhagens zolderkamer werd ook afgezet en huis na huis gecontroleerd. Zo ontdekten de Duitsers Verhagens installatie. Gelukkig was hij zelf niet aanwezig. De tijdig gewaarschuwde Bob Ameling ging met een paar anderen posten op de toegangswegen naar Oog in Al om te voorkomen dat Jan Verhagen naar zijn kamer terugkeerde.

Verhagen had toen dus weer een ander adres nodig en na een paar mislukte pogingen kon hij zijn intrek nemen in het Diakonessenhuis. De Besturend Zuster M.J.C. Besselaar stelde een kamer beschikbaar, waar hij met hulp van Dick Heuvelman opnieuw een radioluisterdienst inrichtte. Via een illegale telefooncentrale kon hij nu zelfs de zetter nog snel iets dicteren.

De Oude Vier van Triton in 1947 met de studenten Wim Cornelis (linksonder) en Bob Ameling (linksboven). Foto: Oud Utrecht

Wim Cornelis hielp hem door de toespraken en berichten uit te typen, die hij op zijn radio hoorde en afschreef. De teksten brachten zij naar een huis op de hoek van de Pieterstraat en de Kromme Nieuwe Gracht, waar zich een tandheelkundige polikliniek bevond. Boven de polikliniek woonde de ouders van Wim Eggink, maar ook Jan van Mansvelt en de UVSV’ster Hans van Hellenberg Hubar. Met haar was Eggink getrouwd tijdens een pauze gedurende de rechtszitting. Wim Eggink zelf was al gevangen genomen en zou in april 1945 sterven in een tuchthuis te Hameln.

Op de dag van Egginks gevangenneming had Ons Volk ook zijn Leidse coördinator verloren. Deze werd bij een inval op het adres, waar hij verbleef, gedood. Van Mansvelt was daarna de centrale figuur in de Ons Volk-groep geworden.

Het was natuurlijk riskant om de kopij naar diens adres te brengen. Jan Verhagen gebruikte een door een Woerdense schoenmaker speciaal gemaakte aktetas met een geheim middenvak en Wim Cornelis verborg papieren in de voering van een leren jas. Op een zondagmiddag kwam Cornelis in gevaar, toen de Duitsers op een feest in het dansinstituut Wildschut (op de hoek van de Kromme Nieuwe Gracht nabij het Hieronymusplantsoen) een razzia hielden. Zij hoopten jonge mannen op te kunnen pakken en hadden de hele Kromme Nieuwe Gracht afgezet. Cornelis' (valse) persoonsbewijs vermeldde dat hij verpleger was. Tegen de soldaat die hem, rijdend op een damesfiets, aanhield zei hij dat hij opdracht had zo snel mogelijk naar het ziekenhuis te komen. Met ‘Fahre mal weiter’ liep een en ander gelukkig met een sisser af.

De studenten ondernamen ook plakacties. Zo was er op een sticker die - aansluitend bij de introductie van de V1 en V2 -, een bajonet toont waaraan een witte vlag hangt, met in het Duits de tekst: 'Het enige wapen dat Duitsland redden kan'. Frits Sobels en Guus Maris reisden op een gegeven moment zelfs via Zeeuws-Vlaanderen naar België om clichés voor het drukken van dergelijke plaatjes aan een Belgische verzetsman te overhandigen.

Die Belg dacht de beide studenten een plezier te doen door ze een mitraillette te schenken. Zij hadden de doos met het wapen nog net achter een hek kunnen dumpen, toen een onderluitenant van de marechaussee hen op de terugweg aanhield. Sobels en Maris ondergingen een uitgebreid verhoor. Een andere, nog heel jonge marechaussee, die opdracht had hen te bewaken, haalde hen echter 's nachts uit hun cel, zodat zij konden ontsnappen en toch nog veilig thuis kwamen.

Een 'ezelsprent' die bij arbeidsbureaus werd geplakt en vrijwillig in Duitsland gaan werken moest afschrikken. Foto: Oud Utrecht

Het Stichtse Pepertje

In september 1944 werd de verspreiding van Ons Volk ten gevolge van de spoorwegstaking zeer moeilijk. De bij de krant betrokken Utrechters gingen daarom het speciaal op de provincie Utrecht gerichte Oranje-Bulletin uitgeven. Jan van Mansvelt leverde een knappe prestatie door samenwerking met andere illegale bladen te organiseren.

Om aan geld te komen stichtten Bob Ameling, Frits Sobels en Hans Muus later de uitgeverij Het Stichtse Pepertje. Ze gebruikten een studentenkamer aan de Oudegracht en drukten op een pers die de technisch vaardige Ameling in elkaar had gezet uit ergens aangetroffen onderdelen. Het Stichtse Pepertje bracht humoristische publicaties uit zoals de Mosquito-boekjes van februari en maart 1945. De uitgeverij beschikte in spoorwegman A. Frederiks over een uitstekende tekenaar.

Spotprent op de ondergang van Nazi-Duitsland in de Mosquito. Tekening: A. Frederiks

Voor het zelf drukken gebruikten de Utrechters van Ons Volk en het Oranje-Bulletin een Heidelberger-drukpers, die in een schuur bij het voormalige restaurant Den Hommel stond. De benodigde 360 voltkrachtstroom betrokken zij van het Homeopathisch Ziekenhuis. Vooreen rotaprintmachine gebruikten zij tenslotte zelfs fietsaandrijving.

De risico's van het vervaardigenen verspreiden van illegaal drukwerkwaren vooral in de laatste oorlogsjaren groot. Een van de studenten, die dit het leven kostte, was Jan de Vries. Door verraad werd hij in februari 1945 betrapt bij werk voor Geallieerd Nieuws. Begin maart 1945 is hijg efusilleerd.

De Ons Volk-medewerker Hans Sturm onderging kort later hetzelfde lot. Ronduit tragisch was de dood van de Ons Volk-medewerkers Hans Muus, Piet Laseur en Cor de Bode op 7mei 1945, vlak voor de komst vande Canadezen. Zij maakten deel uit van een eenheid van de BS (Binnenlandse Strijdkrachten). Tien personen, waaronder nog enkele andere studenten, kwameno m bij een volstrekt onnodige schietpartij met de Duitsers in de buurt van het Rosarium.

Na de oorlog wordt in een etalage een stencilmachine getoond waarmee illegale kranten werden gedrukt. Foto: W. de Vries

Slachtoffers

Eigenlijk is het bijzonder dat ervan de in het verzet actieve studenten zo velen, ondanks de enorme risico's die zij namen, het einde van de bezetting haalden.

Geert Lubberhuizens De Bezige Bij bracht meer publicaties uit dan welke andere Nederlandse uitgeverij ook. Bovendien runde hij met Rut Matthijsen samen een vervalsingscentrale, waaronder meer persoonsbewijzennagemaakt werden. Zij kwamen de oorlog door.

Vaak was het overleven een puur wonder. Ditgeldt met name voor Cees Honig en Willem Beck, die al vanaf eind 1940 verzetswerk deden. Beiden waren ook betrokken bij de aanslag op het bevolkingsregister in Amsterdam op 27 maart 1943 en heel kort daarna met twaalf andere deelnemers gepakt. Allen werden zij ter dood veroordeeld. Dankzij de tussenkomst van een NSB-relatie werd bij Beck en Honig de doodstraf omgezet in een verblijf in het concentratiekamp Dachau waar zij de afschuwelijke jaren overleefden.

De gewezen senator van het Corps, Cuuks van Valkenburg, stopte met het redactiewerk voor de Sol lustitiae, toen hij geallieerde piloten wilde gaan helpen. Hij overleefde in tegenstelling tot Frits Jordens en David Verloop die het leven lieten ten gevolge van hun werk voor piloten. Truus van Lier, die in september 1943 de Utrechtse politiecommissaris G.J. Kerlen doodschoot, is in het concentratiekamp Oranienburg omgebracht. De lijst van slachtoffers is lang, maar had nog veel langer kunnen zijn.

Wederzijds vertrouwen

Een relatief groot aantal Utrechtse studenten die voor de illegale pers werkten, had wortels in de stad. Dat gold in de eerste plaats voor Wim Eggink, maar ook voor tal van anderen. Zo kwamen Wim Cornelis, Guus Maris, Hans Muus, Piet Laseur en Rut Matthijsen alle vijf van het Stedelijk Gymnasium. Ook Frits Sobels was een Utrechter en Jan Verhagen had vanuit Woerden een Utrechtse school bezocht. Verzetswerk was nu eenmaal een zaak, waarvoor zo nodig per omgaande de hulp van anderen ingeroepen moest kunnen worden.

Studenten met een Utrechtse achtergrond hadden de vereiste relaties in hun stad. Rut Matthijsen, een van de vijf studenten diein de nacht van 12 op 13 december 1942 de studenten-administratiein het Academiegebouwaan het Domplein in brand staken, meent dat het open blijvenvan de Utrechtse universiteit in november 1940 uiteindelijk voordelig was voor het studentenverzet. De studenten konden elkaar daardoor langer meemaken en ervaren wie betrouwbaar was en wie niet.

Dit artikel van Frits Broeyer verscheen in eerder in het tijdschrift van de vereniging Oud Utrecht in april 2005 en is met toestemming van de auteur overgenomen. In 2014 verscheen van Broeyer het boek 'Het Utrechtse universitaire verzet 1940 - 1945. Heb je Kafka gelezen'. Dit is in de boekhandel verkrijgbaar.