8 mei 1945 - Agent De Waard vertelt over de terugkeer in het Utrechtse politiekorps na zijn onderduik. 

Met een groepje van zes politiemannen krijg je vervolgens de opdracht naar een wijk van de stad te gaan en bijvoorbeeld een schoolgebouw als een soort politiebureau in te richten. Dat worden de ‘kwartieren’ genoemd.

Ik kom met vijf collega’s terecht op een school aan het Beethovenplein in Oog in Al. Samen met wat mensen van de BS vormen wij een arrestatieploeg. Wij krijgen lange lijsten met namen en adressen van NSB-ers en andere gezochte personen.

De eerste dagen hoeven wij niet op pad te gaan, want buren van NSB-ers komen deze heren zelf naar ons bureau brengen. Dat gaat meestal gepaard met veel lawaai. Je hoort zo’n stoet al van verre aankomen. Twee of drie mensen hebben zo’n NSB-er dan vast en er omheen buurtbewoners en niet te vergeten een groot aantal kinderen, die schelden en anti-NSB liedjes zingen. Soms wordt een gearresteerde persoon getrapt en zelfs in zijn gezicht gespuwd. Wij, als arrestatieploeg, proberen altijd dat soort excessen te voorkomen, maar begrijpen kunnen wij het wel.

Bij ons wordt een NSB-er altijd kort verhoord, waarvan dan een proces-verbaal wordt opgemaakt, daarna wordt hij ingesloten. Iedere avond worden deze personen op een platte wagen overgebracht naar het Huis van Bewaring aan het Wolvenplein. 

De arrestatielijsten zijn lang en soms denk ik weleens, dat als je een hekel hebt aan je buurman, het een klein kunstje is hem te laten arresteren.

(Bron artikel: Grenzen aan gehoorzaamheid van Arnold Vernooij)