Door Jeroen Wielaert - Het is een mooi, intiem park, gelegen in een bocht aan de Utrechtste Mauritslaan, deel van een stelsel tussen klassiek, stemmig groen samenkomende stadswegen.

Het dateert van 1913. Het was een particulier initiatief van een vereniging van rozenkwekers. Generaties Utrechters hebben er ontspanning en schoonheid gezocht. Het Rosarium, een markant rozenparadijsje, een voorbeeld van zorgvuldig gekoesterd botanisch vernuft, omringd door witte hekken.

Het is een van de rustieke onderdelen op de grens van Oudwijk en Utrecht-Oost, buurtuin van het aan het rond de vorige eeuwwisseling naar Engels model aangelegde Wilhelminapark, met zijn monumentale bomenrijkdom, zijn vijver, zijn restaurant, zijn standbeeld van Wilhelmina en zijn groen overwoekerde schuilbunker vlak bij de rotonde naar de Burgemeester Reigerstraat.

Het Rosarium in Oudwijk. Foto: Ton van den Berg

De rozenperken zijn aangelegd rond de centrale fontein, versierd met leeuwenkoppen. Ze kleuren rood, wit, geel en roze. Er lopen paden langs en omheen, die onder witte, ook al met rozen begroeide bogen doorlopen. Het is een ode aan de liefde, ook als de rozen aan seizoensverwelking ten prooi vallen.

In elk perk, bij elke boog, staat een bordje met de naam van de roos: Tornado, Passion, Just Joey, Peer Gynt, Scarlet Queen Elizabeth, Super Star, Dame de Coeur, Chicago Peace, Pink Maiden, Lavender Dream, Allotria, Mullard Jubilee, en ook Lili Marleen, Lichterloh en Flammentanze.

Het zijn sprekende namen. Het is er kalm wandelen, of sereen zitten op een van de witte bankjes, opzij van het stadsrumoer.

Op de late morgen van 7 mei 1945 klonken de schoten.

Utrecht begon zich aarzelend bevrijd te voelen, maar er waren nog geen geallieerde troepen in de stad gezien. De Polar Bears waren wel in aantocht. Er bestond een soort gezagsvacuüm. Commandant Kwint van de Binnenlandse Strijdkrachten had strenge opdrachten van prins Bernhard, op zijn beurt geïnstrueerd door veldmaarschalk Montgomery. Ontwapening van de Duitsers mocht alleen door geallieerde troepen gedaan worden.

Een aantal van de voormalige bezetters had geen boodschap aan de capitulatie. Ze waren verslagen, maar nog zonder overwinnaar. Nog één keer maakten ze dodelijk gebruik van hun wapens, op verschillende plaatsen in de stad.

Het resultaat van het ernstigste incident is te zien tegenover het Rosarium, op de hoek Pr. Marijkelaan–Koningslaan, vlak bij de noordelijke toegang van het Wilhelminapark. Onder een statige plataan ligt een zware steen, type eindmorene, omcirkeld door tien kleinere steenobjecten, bestaande uit vier samengemetselde keien. Ze liggen in een bed van rode geraniums. Ze symboliseren de mannen die vlak bij deze plek door de Duitsers werden gedood.

Hun namen staan op een bronzen plaat onder de simpele tekst ‘Op 7 mei 1945 gevallen’:

C.A. DE BODE  J.F.M. MEURS

G. HOGEWERFF   J.P.M. MUUS

J.T. V.D. HURK    R.H.M. REGOUT

P.A. V.D. HURK   P.J. WEFERS BETTINK

P.A.W. LASEUR   I. WESSEL

Cornelis Aaldrik de Bode (32) was begonnen als student oude talen en was daarna rechten gaan doen. Op het laatst van de oorlog had hij wel eens een boodschap doorgegeven voor het verzet. Gerard Hogewerff (26) was gemeenteambtenaar. Johannes Theodorus van der Hurk (38) was pianostemmer en zijn broer Paulus Adrianus van der Hurk (39) rijwielhersteller. Pieter Adriaan Willem Laseur (24) studeerde chemie, was lid van het studentencorps en drukker van het illegale Oranje Bulletin. Van dat werk kende hij student Indisch recht Jan Philip Marius Muus (26).

Johannes Franciscus Maria Meurs (27) was een commies uit Breskens, waarschijnlijk als onderduiker in Utrecht terechtgekomen. Robert Herman Marie Regout (27) was opzichter, Petrus Johannus Wefers Bettink (32) studeerde ook rechten, was lid van het studentencorps en werkte mee aan het illegale blad Je Maintiendrai. Corpslid Izak Wessel (25) deed Nederlands recht en was direct betrokken geraakt bij het studentenverzet.

Ze komen uit de Graaf Adolfstraat, ze hebben net hun wapens opgehaald, die maandagochtend 7 mei 1945. Ze maken deel uit van een tamelijk ad hoc samengestelde, heterogene groep van dertien man die om half tien op weg gaat als arrestatieteam. Ze hebben een vage opdracht meegekregen van een ondercommandant: Mussert oppakken en Duitsers ontwapenen.

Het is tegen alle voorschriften in. Het moet kunnen, is de stemming, want de bevrijders komen eraan. Maar de Canadese bevelhebber Foulkes heeft vertraging opgelopen en dat niet voldoende aan het nieuwe Nederlandse gezag kunnen communiceren. Het wordt een roekeloze, stomme onderneming.

De groep treft een stel Duitsers dat bezig is een auto volgestouwd met gestolen spullen richting Emmalaan te duwen. De ontmoeting escaleert volkomen. Het rumoer trekt de aandacht van een veertigtal Duitsers dat zich nog op de adressen Wilhelminapark 5 en 6 en in de Van Limburg Stirumstraat bevindt en er direct op afsnelt. Het komt tot een noodlottige schietpartij.

De BS-groep moet op de loop. Een paar rennen het Rosarium voorbij, in de richting van de begraafplaats. Andere vluchten de tijdens de oorlog in Nassaulaan omgedoopte Prins Bernhardlaan in en verstoppen zich daar achter muurtjes en struiken van de nummers 1 en 3. De achtervolgende Duitsers krijgen onverwachte hulp van een vrouw op het balkon van nummer 4, de oerburgerlijke privé-woning van Anton Mussert. Het is de huishoudster van de inmiddels gevluchte nsb-leider. Zij wijst de soldaten hun slachtoffers aan.

De Duitsers gebruiken vuurwapens en handgranaten. Acht van de dertien worden direct gedood. Hans Muus wordt zwaargewond naar het Diaconessenhuis gebracht, maar de operatie kan hem niet redden. Izak Wessel brengen ze naar Hilversum, waar zijn vader huisarts en een van de aanvoerders van het artsenverzet was. Hij zal er dezelfde dag nog bezwijken. Hans van Ameyde, aannemer uit De Meern, en Erich Buchman, gedeserteerd SS’er, afkomstig uit Polen, komen er af met schotwonden.

Hans van Ameyde, met mitella, bij de begrafenis van zijn BS-collega's in 1945. Foto: HUA

Nog even en dan komen niet ver van het Rosarium de Polar Bear-manschappen vanaf de Berekuil de stad in. Dan weten ze nog niet wat er vlak bij de rozen gebeurd is, net als de massa jubelende Utrechters in het centrum van de stad. Pas een paar dagen later staat een kort bericht in het nieuw verschenen Utrechts Nieuwsblad - zonder toedracht.

Die Nassaulaan is de Prinses Marijkelaan gaan heten - laan van het monument, met het vooroorlogse baksteen van de statige huizen tegenover het groen.

Het huisnummer 4 is op het marmer van de brievenbus naast de brede, lichtbruine voordeur na geschilderd in de stijl van de jaren twintig. De bijna heuphoge, donkerbruine bakstenen muurtjes staan er nog net zo bij als toen, met de kleine tuintjes erachter vol struiken, sierbomen, vioolperkjes, rododendrons. Daar hebben ze zich vergeefs verscholen, vlak bij de rozen.

Er zijn altijd verschillende versies van toedracht de ronde blijven doen. Langdurig is beweerd dat als eerste een sten van een van de Utrechters is afgegaan. Dat kon zomaar gebeuren, zonder dat de eigenaar het wilde, één onwillekeurige beweging was genoeg met die krengen van wapens,  vooral in ongeoefende handen. Lang na de oorlog heeft Hans van Ameyde, getuigd dat de Duitsers begonnen met schieten.

Een officieel onderzoek is er nooit gekomen. Prins Bernhard wilde het niet. Het was té pijnlijk voor het verzet en de Binnenlandse Strijdkrachten. Alleen de families zijn het nooit vergeten. Vooral omdat het niet had hoeven gebeuren, zo vlak na de oorlog.

(Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het boek Oorlogspad van Jeroen Wielaert, uitgegeven voor Kosmos-Z&K Uitgevers in 2005).

Beluister ook de radioreportage die Jeroen Wielaert over dit onderwerp maakte in 2006 voor het radioprogramma OVT: klikhier.