Door Jim Terlingen - Op 9 mei is op 97-jarige leeftijd verzetsman Rut Matthijsen overleden. Hij was in de Tweede Wereldoorlog als vervalser van documenten betrokken bij het Utrechts Kindercomité dat 400 joodse kinderen uit de handen van de Duitse bezetter hield. In 1974 werd de bescheiden Matthijsen onderscheiden door de Israëlische organisatie Yad Vashem.

Tijdens de Utrechtse Open Joodse Huizen-routes in 2018 en 2019 vertelden zijn enige dochter en een kleinzoon in het pand Van Limburg Stirumstraat 19 over de vervalsingscentrale die daar zat gevestigd. Deze dochter verzorgde hem de laatste jaren bij haar gezin thuis in Rhoon. Daar is hij overleden.

In 2015 legde Matthijsen een krans tijdens de 4-mei-herdenking op het Utrechtse Domplein. Enkele dagen eerder stond op Nieuws030 onderstaand artikel, geschreven door Jan Jansen.

Rut Matthijsen in 2015 op het Domplein. Foto: Ton van den Berg

'Vervalser' Rut Matthijsen legt krans bij verzetsmonument'

Door Jan Jansen

Een Utrechtse studente bracht in juli 1942 een aantal joodse kinderen naar Utrecht en wilde ze ergens onderbrengen. Daar moest over worden vergaderd. Rut Matthijsen had een studentenkamer in de Mariahoek 7 en wilde zijn kamer wel beschikbaar stellen.

Mariahoek 7 zou een begrip worden in ondergronds Utrecht. Hier vormde een groep studenten het Utrechtse Kindercomité (UKC) en werden de gastadressen voor de voortdurende toevoer van de kinderen geregeld. Joodse kinderen met donker haar kregen een opvangadres in het zuiden van het land en kinderen met lichter haar in het noorden.

Gastgezinnen ontvingen 50 gulden per maand kostenvergoeding voor kleding en voedsel. Dat geld kwam van verschillende bronnen. Ook de studenten brachten via eigen families geld in. Rut verkocht zijn postzegelverzameling voor 300 gulden.

Daarnaast moesten er bonkaarten en persoonsbewijzen vervalst worden, een echte klus voor chemiestudent Rut Matthijsen. De werkplaats was de zolder boven Van Limburg Stirumstraat 19. Rut zou de rest van de oorlog de vervalser van het UKC blijven.

Het inzamelen van geld en goederen was een enorme opgave. Het kon vanwege de sterk groeiende aantallen kinderen niet meer door bedelarij bij elkaar gebracht worden. Daarvoor bedacht Rut met zijn mede chemiestudent Geert Lubberhuizen het plan om iets voor lage kostprijs te produceren en tegen een behoorlijk bedrag te verkopen. Lubberhuizen zag een kans toen hij een vodje papier in handen kreeg met de handgeschreven tekst van het verzetsgedicht ‘De Achttien Dooden’ dat dichter Jan Campert vlak voor zijn terechtstelling in1943 schreef.

Ze drukten het gedicht in mooie opmaak met een illustratie erbij en verkochten er zesduizend voor vijf gulden per stuk. Later maakten ze ook verzetsboekjes. Lubberhuizen had zijn stiel gevonden; hij begon eind 1943 zijn illegale uitgeverij ‘De Bezige Bij’.

Van studeren kwam nauwelijks of niets meer. Alle tijd van de UKC’ers werd in beslag genomen met het onderbrengen van joodse kinderen. Maar niet studeren betekende dat de Arbeitseinsatz dreigde. Daarvoor werd het plan opgevat om de studentenadministratie te vernietigen. Een studente liet zich ’s avonds insluiten op het Academiegebouw op het Domplein en deed na de laatste ronde van de conciërge de deur open voor de anderen.

Alle kartonnen persoonskaarten werden op een hoop gegooid tot een manshoge stapel toen bleek dat Rut maar vier lucifers had. Na lang zoeken vonden ze dun kopieerpapier dat tussen het karton werd ingestopt. Het karton vatte vlam dat aangewakkerd werd nadat de ramen waren opengezet. De brandweer was snel ter plaatse en voorkwam het totale afbranden van het Academiegebouw.

Toen studenten later werden verplicht een loyaliteitsverklaring te ondertekenen was het gemakkelijker dat te weigeren want de Duisters hadden geen gegevens meer van de studenten. De kamer waar dat gebeurde is nu garderobe. Het bronzen beeldje dat er staat heeft de brand overleefd maar heeft gesmolten voeten.

Rut Matthijsen. Foto: Jan Jansen

Het onderbrengen van joodse kinderen was een uiterst gevaarlijke activiteit. Alles gebeurde op basis van vertrouwen. Met het vergroten van de netwerkorganisatie nam ook de kwetsbaarheid toe. In het Brabantse Esch bleek dat een gastvrouw van de kinderen contacten had met de Sicherheitsdienst. Een groot gevaar dreigde want ze kende alle UKC’ ers. Daarom werd besloten haar te liquideren.

Rut kende de leider van de knokploeg De Oranje Vrijbuiters uit Oog in Al. Die wilde de liquidatie uitvoeren. Eerst haalden twee vrouwelijke UKC’ers Hetty en Gisela met een smoes de kinderen weg. Daarna kwamen de Oranje Vrijbuiters in actie. Die slaagden er echter niet in de gastvrouw te doden. Hetty en Gisela zijn in Utrecht opgepakt. Ze hebben ondanks eenzame opsluiting en zware verhoren niets losgelaten over het UKC. Via kamp Vught zijn ze naar concentratiekamp Ravensbrück gestuurd. Ze hebben de oorlog overleefd.

Uit wetenschappelijk onderzoek na de oorlog blijkt dat de UKC’ers zeker 400 joodse kinderen het leven hebben gered met gevaar voor eigen leven. Ze wilden er geen onderscheiding voor hebben want een aantal heeft het niet overleefd.

Rut heeft na de oorlog zijn studie weer opgepakt, is in 1952 als biochemicus afgestudeerd en gaan werken bij Organon in Oss. Zijn enige dochter Corien Kruydenberg-Matthijsen verzorgt haar 93-jarige vader nu bij haar gezin thuis in Rhoon.

Pas vele jaren later is hij wat over zijn ongelofelijke belevenissen in de oorlog gaan vertellen. Rut Matthijsen zelf is er nuchter onder maar wel vereerd dat hij op 4 mei de krans op het Domplein mag leggen.

(Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit De Oud-Utrechter van 28 april 2015).