Jeroen Wielaert - Tot een paar jaar geleden kwam ik hem af en toe tegen aan de bar van Primus, café van honderd exquise bieren. Dan zat hij daar met zijn sympathieke jonge vrouw. Een onregelmatige stamgast, maar wel een liefhebber van het vocht der oude mannenbroeders, zijn lange lijf over de kruk gevouwen.

Hij was respectabel, de oudste tussen de echte vaste jongens, altijd met die grijns, dat licht in zijn ogen. Hoe mooi was hij opgeveerd uit de schandelijke blamage. En onverminderd betrokken bij de maatschappelijke ontwikkelingen.Het was mooi om daar met hem over te praten, een nieuw kelkje erbij.

Het grote complot had hem er niet onder gekregen. De lange jaren van pijn waren voorbij. Leeftijd, geloof en wil genoeg om zoveel oneer te boven te komen. Hij had de rust, de wijsheid gevonden in de nabije woonwijk Rijnsweerd, een protestantse vorm van zen. In zijn ingezonden brieven liet hij tot voor kort blijken dat hij een grote man was bij het CDA. Zo niet de grootste.

Het was altijd bijzonder om gewoon in de kroeg te zitten met Wim Aantjes.