Henk Westbroek - Ik stelde mezelf de vraag of mensen van hun fouten leren. En kwam tot de conclusie dat mensen daar inderdaad toe in staat zijn, maar tegelijkertijd ook dat ze minstens net zo vaak niet eens de bereidheid hebben om van hun miskleunen te leren.

Als mensen al hoestend ervaren dat roken niet best voor ze is, dan leren er vrij veel van die gemaakte rookfout  en proberen te stoppen. Dat het ze niet altijd lukt is een tweede; ze proberen het in ieder geval!

In het begin van de jaren 80 werd in heel de wereld op vele muren een poster geplakt waarop te lezen stond: “Stel je voor er komt oorlog en niemand gaat er naar toe.” Vriend en vijand vond dit een slogan die humor aan wijsheid koppelde en vervolgens trok niemand zich er ook maar een enkele seconde iets van aan. De NAVO niet, onze bestuurders niet, wapenfabrikanten niet en de kerkelijke prelaten die “gij zult niet doden” in hun vaandel voeren al helemaal niet. Zelfs de mensen die geacht werden op het slagveld te slachten en die dus zelf het risico liepen om opgeblazen, doodgeschoten of onthoofd te worden, zochten dat slagveld vrolijk weer op. Dat Give Peace a Chance van John Lennon (uit 1969) in het begin van de jaren 80 weer wat vaker in de Arbeidsvitaminen te horen, was eigenlijk het enige positieve effect van deze charmante slogan.

Werkende mensen die in hun werk fout op fout stapelen, leren wel eens van die gemaakte fouten en besluiten dan om een bijscholingscursus te volgen. Bestuurders die bij herhaling dezelfde domme fout maken (zoals in Utrecht volop nieuwe kantoorpanden  bouwen terwijl meer dan de helft van de bestaande wegens boventalligheid niet te verhuren is)  worden in het slechtste geval voorzitter van de task- force “toekomst leegstaande kantoorpanden”, maar vaker gewoon burgemeester van een stad die blijkbaar niet beter verdient.

Over de hardleersheid in de rijke wereld van banken - en verzekeraars hoef ik u niets meer te vertellen dus dat doe ik dan ook maar niet, maar is het u wel eens opgevallen hoe stupide en hardleers de kaste is die zorgdraagt voor de inrichting van kantoren?

Een jaar of twintig geleden besloten de kantoorfilosofen een idee - dat in Amerika in vijftiger jaren al ten grave werd gedragen omdat werkende mensen er niet vrolijker van werden - opnieuw te introduceren; de kantoortuin! Het idee daarvan is dat zoveel mogelijk mensen op zo weinig mogelijk vierkante meters dus dicht op elkaar in een enkele ruimte werkt. Dat scheelt de huur van dure vierkante meters kantoorruimte  en omdat iedereen ook iedereen in de gaten kan houden, bevordert dat de arbeidsproductiviteit; omdat niemand immers meer stiekem in zijn eigen kantoortje de krant kan zitten lezen.

Die kantoortuin gekoppeld aan het idee dat niemand meer een vaste werkplek hoort te hebben en het bureau op het eind van de dag schoon moet worden achtergelaten, heeft gruwelijke gevolgen. Mensen die zich kunnen permitteren om heel vroeg naar het werk te gaan doen dat dan maar om een zonnige plek bij het raam te kunnen bemachtigen en mensen die kinderen naar school moeten brengen komen steevast naast de mensen te zitten die de hele dag moeten telefoneren voor hun werk en die een luide stem of een irritant lachje bezitten.

Dat mensen ook geen foto’s van hun kinderen of een bloeiende plant op het bureau mogen zetten verhoogt de irritatie met als gevolg dat mensen met minder plezier naar hun werk gaan, de binding met het bedrijf verliezen en zich vaker overspannen ziek melden.

Er zijn natuurlijk ook mensen die werken op een kantoortuin geweldig vinden. Dat zijn de mensen die van hun fouten geleerd hebben en nu weten dat het naar de mond praten van chefs en directeuren een positief effect op hun carrière heeft.

(Deze column is met toestemming van de auteur overgenomen uit De Oud-Utrechter