Marieke van Laar - Sinds ik halverwege de dertig ben word ik me bewust van het onvermijdelijke vervalproces dat zijn intrede doet. Bezorgd bestudeer ik de rimpels langs mijn ogen en op mijn voorhoofd. Het natafelbuikje blijkt inmiddels 24 uur per dag te blijven staan. Ik sleep me daarom dagelijks naar zwembad Den Hommel, waar ik elke ochtend samen met opvallend veel andere dertigers de strijd tegen de tijd aanga.

En elke ochtend om 7.25 uur stipt, wordt mijn koudwatervrees voor de toekomst even in een ander perspectief geplaatst.

Om 7.15 uur komt ze de zwembadhal binnen. Een vrouw, ik schat haar eind tachtig, begin negentig. Grijs haar in de krul, een geplooid gezicht met kleine pretoogjes en een vermoeid glimlachje. Gebogen als een vraagteken schuifelt ze langs de gehele lengte van het zwembad. Halverwege, bij de badmeestersbalie, blijft ze staan alsof ze een stempelpost van de Elfstedentocht heeft bereikt. Na een praatje met de badmeesters schuifelt ze verder, op haar gemak, richting de duikplank. Ze pakt de pilon van de duikplank en zet die opzij. En dan, traag maar vastberaden, bestijgt ze het trapje. Kalm loopt ze naar het einde van de plank. Kijkt naar het water. Kijkt naar de klok. 7.25 uur. Ze knikt.

En dan duikt ze.

Op dat moment licht iedereen in het zwembad even zijn hoofd op. De tijd staat stil. In slowmotion zweeft ze door de lucht. Gracieus. Gewichtloos. Zorgeloos. Met een perfecte boog glijdt ze het water in.

Als ze boven water komt schudt ze met haar hoofd, schaterlacht en roept “Zo! Goeiemorgen!” naar niemand in het bijzonder. Het hele zwembad komt weer in beweging, spetters en golfslagen, de klok tikt weer verder. Een nieuwe dag begint. 

Wat ik zou willen: af en toe zo te kunnen leven.