Fred Penninga - lid van het Utrechtse Stadsdichtersgilde - schrijft wekelijks een actueel stadsgedicht. Dit keer naar aanleiding van een bericht in het AD/UN dat in Utrecht een prins uit het West-Afrikaanse Togo een stukje grond van zijn land overdroeg aan de Surinaamse Marrons, de afstammelingen van slaven uit West-Afrika.

NEGENTIG VIERKANTE METER

Zo uitgeschreven lijkt het nog heel wat

maar het is minder dan de oppervlakte

van ons huis en dat van één buurhuis naast ons

(en zo groot zijn die huizen niet eens).

Ik schat: parkeerplek voor nog geen 10 auto’s.

Negentig vierkante meter symbolieke grond,

met een zakmes uitgesneden in het land Togo.

“Het is ook een begin van genezing

van de pijn die de slavernij heeft veroorzaakt,”

zegt Utrechter én prins Ekue Leopold Messan.

Als dat met zo’n minuscuul gebaar

(ik schat: plek voor hooguit 450 mensen,

als die stevig aan elkaar worden vastgesjord)

door een prins van de Guin – een volk in Togo –

kan worden bereikt. . . Wat miezemuizen wij dan?

Over negerzoenen, het behoud van Zwarte Piet,

de VOC-mentaliteit (Balkenende zei van de week

dat mensen uit het bedrijfsleven hem wél begrijpen;

ja, hallo; wie stonden er aan de wieg van de VOC?).

Voor mij heeft Prinsjesdag nóg meer kleur gekregen!