Kees van Oosten - Het plotselinge ontslag van Margriet Jongerius wordt opvallend mild beoordeeld. Ze krijgt zelfs lof toegezwaaid voor de moed die ervoor nodig is om in te zien dat ze een zwakke wethouder was en te besluiten om op te stappen.

Volgens GroenLinks-fractievoorzitter Heleen de Boer noemt het besluit van Jongerius zelfs "van een grootsheid die zeldzaam is in de politiek". Toe maar!

Wat in de milde beoordeling van Jongerius ongetwijfeld een rol speelt, is dat je het er bij iemand die zich zwak opstelt niet nog eens moet inwrijven dat ze het slecht gedaan heeft. Dat is niet aardig. Het is tenslotte voor de persoon in kwestie sneu dat het zo gelopen is en dus overheerst de neiging haar een beetje te ontzien. Maar om over 'grootsheid' en 'moed' te beginnen slaat natuurlijk nergens op. Zo kan je elk falen en elke zwakheid wel presenteren als bijzondere verdienste.

Jongerius besloot anderhalf jaar geleden om zich door GroenLinks naar voren te laten schuiven als wethouder. Wist Jongerius dan niet welke eisen er aan het wethouderschap worden gesteld? In Leiden, Rotterdam en Amstelveen had ze belangrijke beleidsfuncties gehad, waarbij ze vaak en intensief met wethouders te maken had.

Natuurlijk was Jongerius bekend met de ongeschreven regels en gebruiken in de gemeentepolitiek. En natuurlijk wist Jongerius dat wethouders er op bedacht  moeten zijn niet volledig en niet juist door ambtenaren te worden geïnformeerd en dat ze een hoop eigen deskundigheid in huis moest hebben.

'Het onderling geven en ontvangen van feedback, inzetten op het benutten van elkaars kracht, het smeden van bondgenootschappen en investeren in teamwork' en het 'Samen de schouders eronder zetten' en 'samenwerken op basis van vertrouwen' dat zou de bestuursstijl zijn waarmee zij het als wethouder dacht te zullen redden. Heeft Jongerius in de gemeente Leiden, Rotterdam en Amstelveen dan geleefd in een roze wolk? Alsof het in de politiek en het openbaar bestuur niet gaat om een keiharde belangenstrijd.

Wat Jongerius allemaal aanvoert over haar bestuursstijl en dat die niet blijkt te passen bij de Utrechtse gemeentepolitiek komt op mij over als een excuus voor haar ontslag waarbij ze de schuld bij het politieke bedrijf legt. Immers, wat is er mooier dan elkaar vertrouwen en elkaars kracht benutten? Alleen, zij wilde dat wel, maar al die anderen niet. En dus is het eigenlijk de schuld van al die anderen dat zij als wethouder niet functioneerde. Waarom zegt Jongerius niet gewoon: 'Sorry mensen. Ik had geen wethouder moeten worden, ik kon weten dat ik dit niet kan'?

Als je de redenen die Jongerius voor haar ontslag aanvoert, serieus neemt, dringt de vraag zich op: 'waarom moeten zij die goed van vertrouwen zijn en elkaars kracht willen benutten het veld ruimen en blijven de wethouders die dat niet kunnen of willen, zitten?' Dat is dus niet de vraag die gesteld moet worden.

De vraag die wél gesteld moet worden is: hoe komt het dat mensen die daarvoor ongeschikt zijn überhaupt wethouder kunnen worden? Nestorix wees erop dat GroenLinks wel vaker mensen naar voren heeft geschoven die niet of minder geschikt bleken te zijn. Er zijn echter ook voorbeelden te noemen van wethouders van andere partijen die niet als succesvol worden beschouwd.

Het grootste probleem lijkt mij te zijn dat wethouders niet op hun vakspecifieke deskundigheid worden geselecteerd. Als je die deskundigheid niet hebt, sta je weerloos tegenover al die deskundige ambtenaren en adviseurs. Dan ben je als wethouder niet meer dan de woordvoerder van je ondergeschikten. Met die deskundigheid bedoel ik dus niet communicatie- en veranderdeskundigheid, maar deskundigheid op het gebied van cultuur, milieu, veiligheid, verkeer e.d.

Raadsfracties hebben de vrijheid mensen als wethouder voor te dragen op grond van hun deskundigheid, ook van buiten de partij. In de praktijk echter gaan de baantjes naar partijleden die zich omhoog hebben gewerkt binnen de partij. En dat zijn zelden of nooit mensen die zich als wethouder (of als raadslid) kunnen laten gelden op grond van hun deskundigheid. Dat is wat er eigenlijk aan de hand is.