Het afgelopen weekend barstte in Utrecht het Fete de la Musique los. Dat was tevens het  begin van een veertiendaags muzikaal feest om de opening van TivoliVredenburg te vieren.

Een vol huis en enthousiaste reacties. Een mooi feest, een muziekpaleis waardig. Het heeft  heel  wat gekost en het heeft meer dan 10 jaar geduurd, maar dan heb je ook wat.

Al die jaren ben ik, als lokaal politicus, bij het wordingsproces betrokken geweest. Als je nu door dat  enorme gebouw dwaalt, gaan je gedachten onwillekeurig terug naar  wat er allemaal gebeurd is tussen 2002 en nu.

Hoe was het ook alweer?

De Utrechters kozen in 2002 voor visie A bij het referendum over het stationsgebied. Onderdeel van die visie, in tegenstelling tot visie 1, was het behoud van de grote zaal van het Muziekcentrum Vredenburg  op het Vredenburg. Bij de vaststelling van het Masterplan Stationsgebied (december 2003), werd besloten die  grote zaal op te waarderen tot een Muziekpaleis waarin ook Tivoli en SJU (Stichting Jazz Utrecht) een plaats zouden krijgen.

Dat besluit gaf architect Herzberger en consorten het groene licht om iets moois te maken en was tevens het begin van een roerig politiekdossier. Het dossier Muziekpaleis kent twee belangrijke hoofdlijnen. De ontwikkeling van de kosten enerzijds en de samenvoeging van drie muziekpodia,  met een hele eigen cultuur, anderzijds.

Wat de kosten betreft zullen we ergens rond de 150 miljoen euro uitkomen. Dat is bijna  500 euro per Utrechter. Je kunt er uren over discussiëren of dat te veel is, maar dat het veel meer is geworden, dan ooit de bedoeling was, is zeker.

In 2002 zijn we begonnen met het beschikbaar stellen van 30 miljoen euro uit de gemeentekas. Niet dat we toen dachten dat het voor dat bedrag zou kunnen. De rest van de investering zou uit de huur moeten komen. Bovendien hadden we nog eens 9 miljoen euro aan sponsorbijdragen ingeboekt. Het zou toch mogelijk moeten zijn om bijvoorbeeld de Jaarbeurs, de Rabobank en Corio een poot uit te rukken.

De eerste kredietaanvraag (2006) sloot op een kleine honderd miljoen. Dat was wel even slikken na eerdere berichten over ongeveer de helft en later driekwart van dat bedrag. Nog doller werd het in 2009, toen er opeens nog eens 34 miljoen extra bij moest. Tegenvallers bij de bouw, vertraging door juridische procedures, miscalculaties  bij het renoveren van de grote zaal, waarbij de oorspronkelijk  geschatte 1 miljoen op eens tien miljoen werd, het hield niet op. 

Inmiddels zijn we nog vijf jaar en diverse nieuwe tegenvallers, miscalculaties en vertragingen verder. We mogen hopen dat we het met die 150 miljoen gaan redden en dat de huurder vervolgens genoeg geld in het laatje krijgt om de exploitatie rond te krijgen. De kale huur bedraagt immers al zo’n drieënhalf miljoen euro per jaar, dus ga er maar aan staan.

Juist ook die exploitatie mocht zich in de warme belangstelling van de raad  verheugen. Uiteindelijk maakt de gemeentelijk subsidie, van een kleine 8 miljoen euro, een belangrijk deel van de inkomsten uit, dus is die betrokkenheid van de raad niet zo vreemd. Ik geloof dat we wel tien keer een concept exploitatiebegroting en evenzo vele second opinions hebben besproken, met steeds weer nieuwe  tegenvallers, nieuwe oplossingen en dus nieuwe getallen. Het was kantje boord om de subsidiebeschikking op tijd de deur uit te krijgen.

Naast al het financiële gegoochel is er ook zo’n jaar negen heen en weer gesteggeld over de samenvoeging  van Vredenburg, Tivoli en Stichting Jazz Utrecht (SJU), waarbij de laatste tijdens het hele proces ten onder ging in een faillissement. Zeker als je het hebt over zulke verschillende clubs  als een  gemeentelijke dienst, een voormalig krakersbolwerk en een jazzscene dan loop je bij een fusieproces natuurlijk tegen cultuurverschillen aan, maar waar de mensen op werkvloer het al vrij snel met elkaar konden vinden, was juist het bestuurlijk getouwtrek jarenlang een tenenkrommend gebeuren.

Haantjesgedrag, dubbele agenda’s, bestuurlijke laksheid en incompetentie, onderling wantrouwen, alles hebben we voorbij zien komen. Ik weet niet hoe vaak we gemeld hebben kregen dat het op een oor na gevild was, om dan vervolgens in de krant te lezen dat de boel weer op springen stond. Meerdere interim-managers hebben er hun tanden op stuk gebeten.  Zelfs afgelopen najaar liep de zaak nog bijna fout en was het maar de vraag of er wel een stichting zou zijn om het nieuwe icoon te exploiteren.

Het zou de moeite waard zijn, als iemand daar nog eens een boek over schrijft, want het heeft alle ingrediënten van een leerzaam sprookje voor toekomstig bestuurders. Of voor dat sprookje ook in dit geval het gekende slot: “Ze leefden nog lang en gelukkig” opgaat, moeten we afwachten, maar dat Utrecht een muziektempel heeft gekregen met alle potentie om een succes te worden, staat als een paal boven water.

Directeur Frans Vreeke kan zijn borst natmaken, maar dat moet voor een voormalig “podiumdokter” een mooie uitdaging zijn. Ik wens hem en zijn medewerkers in ieder geval heel veel succes.

Vincent Oldenborg

(Oud-raadslid Leefbaar Utrecht)