Palliatieve zorg is voor mensen met een ongeneselijke ziekte in de laatste fase van hun leven. De zorg richt zich op de kwaliteit van leven en een waardige afronding van het leven. Een gesprek daarover met de oud-huisarts Fons Mathot.

Interview door Jan Jansen

Dokter Fons Mathot (75) is sinds zijn pensionering in 2004 als arts betrokken bij het hospice in Vleuten en in Wilnis. Patiënten in een hospice worden gast genoemd. In Vleuten kunnen er acht gasten zijn en in Wilnis zes.

Mathot werd in de winter van 1979 als huisarts in de Zuilense wijk Elinkwijk aangesteld. “Ik was daarvoor tropenarts in Tanzania en kwam net tijdens die extreem koude winter terug,” vertelt hij.

“Voor mij was dat een enorme overgang, enerzijds door het klimaat en anderzijds door de beperkte behandelingen die je in Nederland als huisarts mag uitvoeren. In de tropen was ik veel meer de ziekenhuisarts die alle noodzakelijke behandelingen deed van keizersnede tot kiezen trekken. De praktijk in Elinkwijk werd voor mijn komst jarenlang door een artsenechtpaar gevoerd. Toen die vertrokken nam dokter Baaijens het van hen over.

Het was een erg grote praktijk, bedoeld voor twee artsen, die ineens door één persoon gedaan moest worden. Dokter Baaijens kon dat niet zo lang aan. Toen ik kwam waren er naast patiënten uit Utrecht ook nog veel patiënten die vanuit Zuilen verhuisd waren naar Maarssenbroek maar wel bij de dezelfde huisarts bleven. Een huisarts is toch een vertrouwenspersoon waar je veel mee kunt delen.”

Komt iemand met een klacht bij een huisarts dan gaat deze in 90 procent van de gevallen vanzelf over. “De overige 10 procent van de klachten zijn vaak ook niet direct te herkennen maar dan is er wel iets aan de hand. Daarom moet je altijd alert zijn. Naast de thuispraktijk deed ik ook huisbezoeken. Soms wel tien op een dag. Je bent met een eenpersoonspraktijk als huisarts eigenlijk dag en nacht bij je patiënten berokken. Dat is een zware wissel op je eigen gezinssituatie.

In 2003 werd door de huisartsen in Zuilen de huisartsenpraktijk De Brug opgericht en werden er meer artsen, veelal in deeltijd, betrokken. Ik was toen al tien jaar bezig met lesgeven aan de huisartsenopleiding van de universiteit. Drie dagen werkte ik in mijn huisartsenpraktijk en twee dagen als docent. We spraken onderling wel af dat een patiënt met niet meer dan met twee artsen contact zou hebben. Zo kon de vertrouwelijke sfeer bij de relatie van de patiënt met de arts blijven.”

Bewoners van Zuilen hadden veelal tot de fabriekssluiting in de jaren zeventig gewerkt bij Werkspoor en de DEMKA. Het was de zware staalindustrie met vaak ongezonde werkomstandigheden. Zuilen was een echte arbeiderswijk speciaal gebouwd voor de werknemers van die fabrieken. Voormalige werknemers met hun gezinnen werden na het sluiten van deze enorme fabrieken met massale werkeloosheid geconfronteerd en kregen daar boven op ook nog sociale en financiële problemen.

“Dit alles bij elkaar had een grote invloed op het gevoel van welzijn en op de gezondheid,” stelt Mathot. “In dit soort omstandigheden leven mensen zo’n zeven jaar korter dan mensen die in harmonieuzere werkomstandigheden leven. We kregen veel klachten over ernstige ziektes en met name kanker kwam veel voor. Veel kankerpatiënten hebben het gelukkig overleefd. Als dokter moet je met kankerpatiënten extra zorgvuldig omgaan. Ik heb ze meestal thuis bezocht. Als genezing na alle pogingen niet meer mogelijk blijkt moet het levenseinde zo draaglijk en zorgvuldig mogelijk zijn voor zowel de betrokken persoon als voor de familie.”

Fons Mathot. Foto: Jan Jansen

Omdat hij in zijn huisartsenpraktijk in Elinkwijk veelvuldig geconfronteerd werd met het stervensproces wilde Mathot zich gaan specialiseren in de palliatieve zorg. Hij is nu als gespecialiseerde arts op 75 jarige leeftijd werkzaam in de hospices in Vleuten-de Meern en in Winis. “Ik ben er nu intensief zo’n tien jaar mee bezig en zie hoeveel uitbehandelde mensen hier nu voor kiezen.

Men krijgt via de eigen huisarts, verpleeghuisarts of de ziekenhuisarts  de indicatie. Als ze bij ons binnenkomen geven we aan dat we streven naar een natuurlijke vorm van overlijden en er veel aandacht is voor pijnbestrijding. Euthanasie mogen we in ons hospice niet toepassen. Wel kunnen we angstige en uitgeputte mensen tijdelijk rust geven met morfine en slaapmiddelen. Zelfregie blijft van groot belang tot de laatste levensfase.”

De sfeer in een hospice is huiselijk van aard. Het gezin is bij alles betrokken. “Er is geschoold verplegend personeel en wij als artsen kunnen de nodige tijd bij de patiënt aanwezig zijn. Er komen vaak bijzondere gesprekken op gang waarbij mensen, in de laatste levensfase, blij zijn om belangrijke zaken nog te kunnen vertellen. Bij verdrietige momenten zijn we er om naar de patiënt te luisteren en te steunen. Vaak is er een gezellige en ook wel optimistische sfeer en wordt er gelachen. Patiënten in een hospice wachtten immers allen hetzelfde lot en kunnen elkaar daarbij tot steun zijn.”

Er zijn al zo’n 200 hospices in Nederland. Mathot: “Voor mij als palliatieve arts geeft het enorme voldoening me aan deze taak te kunnen wijden. Het met een team betrokken hulpverleners intensief bijstaan van mensen in hun laatste levensfase is voor de doodzieke patiënten van onnoemelijk groot belang. Het geeft mijzelf telkens weer nieuwe energie en levenskracht om daarmee door te gaan.”

Wie te horen krijgt dat hij of zij ongeneeslijk ziek is heeft vaak de wens zolang als het mogelijk is thuis te blijven. Om die wens te kunnen realiseren is de zorg van partner en/of familie nodig. Soms moet deze mantelzorg aangevuld worden met professionele huishoudelijke hulp en thuiszorg. Palliatieve zorg kun je krijgen thuis, in een verpleeghuis of in een hospice. In een hospice kunnen mensen sterven in een omgeving waarbij de thuissituatie zo veel mogelijk wordt benaderd. Altijd is er bij palliatieve zorg een team van deskundige zorgverleners betrokken. Ook zijn er vrijwilligers die patiënten en hun naasten ondersteunen en de zorg overnemen als daar behoefte aan is. 

(Dit artikel is met instemming van de auteur overgenomen uit de Oud-Utrechter van 23 december 2014)