Utrecht is in trek voor bezoekers uit binnen en buitenland. De vraag naar aantrekkelijke hotelaccommodaties neemt toe. 4 Sterren Hotel Mitland aan de oostkant van de stad is een echt familiebedrijf. Een gesprek met mede-eigenaar Rob Plijnaar.

Interview door Jan Jansen

Een familiebedrijf dat staat voor betrokkenheid: Hotel Mitland

Familiebedrijven zijn de ruggengraat van de Nederlandse economie. Ze hebben over het algemeen een langetermijnvisie en zijn verantwoordelijk voor bijna de helft van de werkgelegenheid in ons land. Ze worden niet beheerst door de waan van winst en rendement op korte termijn. Door het eigen vermogen zijn ze ook minder afhankelijk van banken. Een familiebedrijf staat daarom voor kwaliteit en betrokkenheid. Goed kunnen samenwerken met familieleden en het regelen van opvolging door een volgende generatie is een voorwaarde.

Hotel Mitland met 141 kamers en 14 vergaderzalen is prachtig gelegen met uitzicht op fort De Bilt. Het hotelbedrijf wordt geleid door vier broers Plijnaar, Bert (67), Rob (65), Frank (64) en Wim (57). “We hebben alle vier onze eigen specialiteit en functie binnen het bedrijf,” vertelt Rob Plijnaar. “In die zin zijn we zakelijk aanvullend aan elkaar en kunnen we verantwoorde beslissingen nemen. Een hotelbedrijf vraagt grote investeringen om up to date te blijven. Constant moet er verbeterd en gemoderniseerd worden want anders is een hotel snel gedateerd. Ik ben persoonlijk erg gericht op perfectionering. Dat zit ook in mijn karakter. Mijn broers zijn of zakelijker ingesteld of hebben meer affiniteit met personele aangelegenheden.”

Het Plijnaar familiebedrijf bestaat bijna honderd jaar.“Oprichter is Gijs Plijnaar (1878- 1956), opa van Rob Plijnaar, die gymnastiekleraar was maar al op jonge leeftijd werd afgekeurd. Gijs werd makelaar en kocht in 1920 een perceel voor een theehuis met tuin achter de Willem Barentzstraat. In die periode werd ook theehuis Rhijnauwen gebouwd. Het was voor Utrechters een bekend uitje om ’s zondags te wandelen en thee te drinken in een mooie omgeving net buiten de stad. Toen in het theehuis ook gedanst werd, kwam de buurt in opstand. Gijs moest al na een paar jaar sluiten en iets anders op zijn perceel bedenken.”

Rob Pijnaar. Foto: Jan Jansen

Tennis was in opkomst tussen de wereldoorlogen in dit rijkere deel van Utrecht.”Daarom heeft Gijs op deze plek een betonnen tennisbaan aangelegd, die hij later kon uitbreiden tot twee gravelbanen. In de winter werden die banen onder water gezet om te kunnen schaatsen. Het werd, ondanks de gevolgen van de economische crisis van 1929, een succesvolle onderneming die het hele jaar door bezoekers trok. Daarom wilde Gijs de tennisbanen uitbreiden en kocht hij in 1934 een groot stuk land grenzend aan het fort de Bilt. Maar tot zijn grote teleurstelling mocht hij niet bouwen. Duitsland was zich aan het bewapenen en het fort was onderdeel van een landelijke verdedigingslinie met een schietvrije zone er omheen.”

Toen de Duitsers Nederland bezet hadden was de verdedigingsfunctie van het fort niet meer nodig. Inmiddels hadden Gijs' twee zoons Willem en Florens Plijnaar het bedrijf overgenomen en konden ze in 1941 een groot tennispark aanleggen. Rob: “Ze noemden het Mitbanen, een naam geïnspireerd op de Metsbanen in Scheveningen. Mit staat voor Match, Ice, Tennis. Een tegenslag kwam toen ze midden in de oorlog met tennis moesten stoppen omdat de ballen op waren. In de winter werden ook deze banen met water opgespoten en kon er al snel op een dun laagje ijs geschaatst worden. Men schaatste toen op Friese Doorlopers die niet zo scherp waren. Als kind moest ik ’s nachts altijd meehelpen met het opspuiten van laagjes water. Mijn vader Willem moest dan ’s morgens vroeg beslissen of de ijsbaan open kon. Met Weense Walsmuziek op een grammofoon werd de sfeer verhoogd.”

Na de opening van de kunstijsbaan in 1970 in Overvecht en de komst van meerdere tennisbanen in de stad ging de klandizie achteruit. “Mijn moeder Thea Plijnaar had het roer van mijn vader overgenomen en begon in 1973 een bowlingbaan naast de tennisbanen. Vanaf dat jaar hebben wij als broers het bedrijf overgenomen. Het was een moeilijke tijd in het begin, we deden alles zelf en hadden geen personeel. Moeder stond bij de schoenenbar en maakte schoon. Wij, als zoons, deden de horeca en de tennisbanen. In 1978 konden we een restaurant aan de bowlingbaan toevoegen en negen jaar later het eerste deel van het huidige hotelcomplex, dat we de naam hotel Mitland gaven. Dat ging niet zonder slag of stoot, want er was veel weerstand van de buurtbewoners die hun uitzicht vanaf de Karel Doormanlaan op het fort de Bilt verstoord zagen. Met ons vieren hebben we constant gewerkt aan verdere uitbreiding en verhoging van het comfort. We hebben nu 150 personeelsleden.”

Rob Plijnaar heeft naast zijn werk als mededirecteur van hotel Mitland een zeer bijzondere hobby. Hij loopt extreme marathons in alle werelddelen. “Het zijn marathons van bijvoorbeeld 280 kilometer in de hitte van de Sahara, op 5.600 meter hoogte in de Himalaya, op de Noord- en de Zuidpool. Ik ben net terug van een marathon op Antarctica bij veertig graden onder nul. Voor mij is het voortdurend zoeken naar waar je grenzen liggen. Inmiddels heb ik meer dan honderd marathons gelopen. Je loopt ze met een rugzak van veertien kilo. Mijn snelste tijd ooit was 2 uur 38. Ik ben de eerste Nederlander die de Grand Slam gehaald heeft, extreme marathons in alle werelddelen. Het is een echte verslaving. In mei dit jaar loop ik de marathon over de Chinese Muur, The Great Wall Marathon.”

Plannen voor opvolging van de vier broers bij hotel Mitland zijn er nog niet. Wel zijn er twee van de vierde generatie Plijnaar werkzaam in het bedrijf. Voor Rob Plijnaar is het balanceren tussen zaken en privé pure topsport. Hij denkt, ondanks zijn pensioengerechtigde leeftijd, nog niet aan stoppen.

(Dit artikel is eerder gepubliceerd in De Oud-Utrechter en is met toestemming van de auteur overgenomen.)