Ruim 50 jaar is Ceciel Hattinga bezig haar gedachten en fantasieën in dichtvorm weer te geven. Die gedichten bleven stilletjes in de kast liggen. Onverwacht werden ze ontdekt door de Utrechtse uitgeverij Stili Novi. In november 2015 beleefde ze haar debuut met de uitgave van drie dichtbundels tegelijkertijd.

Interview door Jan Jansen

Zij is de vijfde van tien kinderen van een katholiek doktersgezin uit Oudwijk. Ceciel Hattinga was een stil kind dat zich graag uit het gewoel van het drukke gezin terugtrok. Al in haar vroege kinderjaren had ze veel fantasie. Zocht dan haar eigen kleine beschermde wereld op zoals onder een struik in de tuin, waar planten en beestjes haar aandacht trokken. Ze speelde op straat met vriendinnen en had ook een fantasievriendinnetje. Het werd voor haar een echte voedingsbodem voor het schrijven van vele honderden gedichten.    

“Als kind ging ik veel op bezoek bij een, in mijn ogen, oude man in de buurt,“ vertelt Ceciel Hattinga. “Als ik binnenkwam kreeg ik altijd een koekje, herinner ik me. Maar belangrijker was dat ik van hem de aandacht kreeg waar bij mij thuis met al die broers en zussen geen ruimte voor was. Hij luisterde geboeid naar mijn verhalen en vertelde zelf ook over zijn belevenissen. Ik noem hem Thijs. Hij was een man alleen, geboren in 1915. Dus toen ik zeven of acht jaar was moet hij al ongeveer 40 zijn geweest.”

Toen Ceciel elf jaar was verhuisde het gezin Hattinga naar Amsterdam. Na de middelbare school studeerde ze aan de katholieke Sociale Academie in de hoofdstad. “Ik kreeg daar een relatie met student politicologie Lauk Woltring die ik al kende van de middelbare school en die mijn echtgenoot is geworden. We gingen in Amsterdam wonen op een woonboot tegenover theater Carré. Na mijn afstuderen kon ik aan de slag als vormingswerker voor jong volwassenen. Op een dag, ik was 26, ben ik naar mijn oude buurtje in Oudwijk teruggegaan, zag dat Thijs daar nog woonde en heb bij hem aangebeld. Hij bleek thuis te zijn en was bijzonder verrast en blij om mij na zo’n vijftien jaar terug te zien.”

Het werd een bijzonder weerzien. “Al snel kwamen zijn verhalen weer boven, nu ook over de oorlog. Thijs bleek toen een bijzonder enerverende tijd te hebben doorgemaakt met ingrijpende gevolgen voor zijn verdere leven. Omdat ik nu ouder was kon ik die beter plaatsen en begrijpen. Hij vertelde over een razzia in 1943 naar aanleiding van de liquidatie van de Nederlandse generaal Seyffardt, die met de bezetter collaboreerde. Thijs kon zijn vader net op tijd waarschuwen zodat die kon onderduiken. Opdat de Duitsers zijn moeder of zus niet als plaatsvervanger zouden meenemen, meldde Thijs zich daarvoor aan. Via kamp Vught werd hij gedwongen tewerkgesteld in Duitsland. Hij kwam voor moeilijke keuzes te staan: hulp aan de bezetter of sabotage. Hij koos voor het laatste en raakte daardoor in grote moeilijkheden. Uiteindelijk kon hij zijn leven redden door te vluchten.”

Ceciel Hattinga was zich ervan bewust dat de verhalen van Thijs van belang waren voor de Nederlandse oorlogsgeschiedschrijving. “Er is immers niet veel over oorlogservaringen verteld door mensen die in Duitsland gedwongen tewerkgesteld zijn. Ik ben toen gaan schrijven en deed dat, op zijn verzoek, in de vorm van een lang gedicht. Elke keer liet ik het deel dat ik geschreven had aan hem lezen. Voor Thijs zelf werd daardoor alles ook duidelijker. Hij had immers nog nooit met anderen zo over zijn oorlogsbelevenissen gesproken. Het emotioneerde ons beiden. Ik denk dat ik hem hierover wel zo’n twintig keer heb geïnterviewd. Het lange gedicht is nu gepubliceerd in de bundel Verborgen monument 1943. Een Utrechter, gevangen en gevlucht. Thijs heeft aangegeven dat hij, ook na zijn overlijden, anoniem wilde blijven. Zes jaar geleden is hij op 94-jarige leeftijd overleden. Ik ben heel blij dat ik op deze poëtische wijze zijn oorlogsverhaal kan overdragen. De oorlogsbelevenissen van Thijs maken van hem een bijzondere Utrechter. Door zijn verhalen in deze dichtbundel wordt een persoonlijke dimensie van de oorlog duidelijk.”

Ceciel begon op haar vijftiende, zoals zoveel leeftijdsgenoten, met het schrijven van gedichten. Het verschil met velen is dat Ceciel er haar hele leven mee doorging. “Zinnen en teksten borrelen soms spontaan in me op. Altijd heb ik potlood en papier bij de hand. Ik schrijf teksten, laat ze een tijdje liggen, pak dan de draad weer op en ga eraan schaven. Ik ben ook gaan schilderen en tekenen en illustreer mijn gedichten in deze dichtbundels zelf. Ik werkte altijd parttime, waardoor ik tijd had voor dichten.”

Dichter Alexis de Roode en uitgever Simone Siemons tijdens de presentatie van Hattinga's bundel Lichtval. Foto: archief

De bundel Lichtval, poëzie in een uitstrooiende tijd is een bloemlezing uit haar werk. Rode draad is de eeuwige verwondering over de wereld om ons heen en de zoektocht naar betekenis. Het zijn 60 gedichten verspreid over de twaalf maanden van het jaar met mijmeringen over voorvallen, verlangen, muziek, ontmoetingen, licht en schaduw.

De derde bundel, Snoepgoed, bevat 27 erotische verzen. “Het is leuk om frivole, lichtzinnige  en wellustige kanten van het leven op speelse wijze weer te geven. Ik heb behoefte aan tegenwicht tegen zaken als harde porno en geweld in de samenleving. Ze zijn geschreven voor jong en oud, vanuit vrouwelijk perspectief maar zeker ook plezierig voor mannen.”

Sinds begin 2012 wonen Ceciel en Lauk weer in Utrecht, in de binnenstad. “We wonen er tot ons grote genoegen. De stad heeft een bijzondere 2000 jaar oude geschiedenis, mogelijk ook bron van inspiratie voor wellicht een vierde dichtbundel. Het was heel fijn dat een Utrechtse uitgeverij geïnteresseerd raakte om drie dichtbundels tegelijkertijd uit te geven. Eerder was het er niet van gekomen, maar mijn komst naar Utrecht was kennelijk ook in dit opzicht een gelukkige stap. Zo beleefde ik op 9 november 2015, op mijn 67e, nog een laat debuut als dichter. Het dichten zit me in het bloed, onderwerpen dienen zich voortdurend aan.”

Dit interview is eerder gepubliceerd in De Oud-Utrechter en overgenomen met toestemming van de auteur.