De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 31.

Louis Engelman - De voortgaande vernieuwing van de wijken rondom het centrum van Utrecht leidde tot een heel andere samenstelling van de bevolking. Op de particuliere woningmarkt kochten jonge mensen – veelal net afgestudeerd - de huizen op om ze verder te verbeteren. Dicht bij de binnenstad kunnen wonen werd als een verrijking gezien.

Ook door Liesbeth Brants (56). ‘Vlakbij de binnenstad, veilig en knus.’ Die overwegingen vormden voor haar, vertelt ze, de voornaamste redenen om – komend vanuit Montfoort - een huis in Wittevrouwen te kopen. Ze betrok in 1988 een woning in de Klaverstraat.

Liesbeth Brants. Foto: Nieuws030

Als 28-jarige werkende vrouw droeg ze daarmee ongewild bij aan de ‘veryupping’ van dit deel van Utrecht. Want ook Wittevrouwen was in dat ingrijpende vernieuwingsproces terecht gekomen. De buurt, die tot de jaren zeventig grotendeels een arbeidersbevolking kende, kreeg met een grote instroom van hoger opgeleiden te maken.

Dat Liesbeth, die niet in Utrecht woonde, daar toch een huis kon kopen was opeens mogelijk geworden doordat de gemeente zijn vergunningenbeleid had gewijzigd. ‘Vóór die tijd kon je, als je niet emotioneel en economisch aan de stad gebonden was, pas een huis kopen als dit twee ton of duurder was. Maar daarna kon iedereen vanaf honderdduizend gulden meebieden. Dat had tot gevolg dat de woningen in Wittevrouwen plotseling heel snel werden verkocht.’

Veel oudere bewoners grepen deze kans aan om naar randgemeenten als Maarssen, Nieuwegein en Houten te vertrekken. Zij vonden daar moderne en kwalitatief betere huizen. Zij verkochten hun woninkjes aan de jongeren die – net als Liesbeth – juist liever dicht bij het oude stadscentrum van Utrecht wilden wonen. En die verbouwden hun nieuw verworven bezit vervolgens grondig. Met nieuwe keukens, badkamers en dakisolatie. Het veelal beperkte woonoppervlak werd met doorbraken handiger ingedeeld, ook al leidde dit meestal niet tot een werkelijke vergroting van de leefruimte.

‘Mijn huisje aan de Klaverstraat was gelukkig al helemaal opgeknapt’, vertelt Liesbeth. ‘Het bestond uit twee verdiepingen. Ik had een woonkamer met uitgebouwde keuken, twee slaapkamers, badkamer met douche en een zolder zonder vaste trap waar ik mijn was kon hangen. Achter het huis was er een ruime tuin, wat tamelijk ongebruikelijk was.’

Om zich heen zag ze hoe populair Wittevrouwen werd en hoe snel de woningen in waarde stegen. ‘Ook mijn huis. Ik kocht het in 1988 voor 105.000 gulden en negen jaar later kreeg ik er 265.000 gulden voor. Best veel, ja.’ Maar het kon nog hoger. Want datzelfde huis ging in 2013 voor 340.000 euro (!) van de hand.

Liesbeth bewaart goede herinneringen aan Wittevrouwen. ‘Ik vond het meteen al een leuke wijk. De huizen spraken me aan. Het was er knus en vlakbij de gezellige binnenstad.’ Die ligging tegen het centrum van Utrecht aan was voor haar erg belangrijk. ‘Ik houd erg van de stad, met z’n mooie grachten en levendigheid. Als ik van vakantie terugkom en ik zie de Dom, dan maakt mijn hart een huppeltje. Bovendien kon ik met een aanstelling in Amersfoort in een half uur op mijn werk zijn.’

Ze herinnert zich dat de verpaupering van de wijk in die tijd nog wel zichtbaar was, maar dat de verbetering van de woningen in razend tempo plaats vond. ‘Je zag continu hoe jonge mensen hun nieuw aangekochte huis verbouwden tot moderne paleisjes.’

Maar met deze vernieuwingsdrift veranderde ook de sfeer in Wittevrouwen. Liesbeth, inmiddels zelf wonend in Tuindorp, hoort dat soms van voormalige straatbewoners. Ze noemt het de intrede van de ‘bakfietscultuur’.

‘Tegenwoordig is het wel een echte ‘yuppenwijk’ geworden. Met voornamelijk hoog opgeleide tweeverdieners. Jonge arbeiders zijn er niet meer ingestroomd. Die konden die huizen niet meer betalen.’

Soms zorgt dat ook voor een botsing van culturen. Ze geeft een voorbeeld. ‘Ik had een overbuurman die gek is op zijn oude motor. Dat is zijn grote liefde. Maar als hij nu ’s avonds laat met de motor thuiskomt, gaan de buren klagen omdat hun kinderen wakker zouden worden. Hij begrijpt daar niks van. ‘Ik ga toch ook niet zeuren als die kinderen ’s Volgende deels vroeg voor mijn raam staan te gillen’, zegt hij dan. Daar moet ik ‘m groot gelijk in geven.’

Ondanks de veranderingen is Liesbeth nog steeds zeer gecharmeerd van Wittevrouwen. Als ze er doorheen fietst is ze blij te zien dat de ‘vertrouwde huiskamergriek’ er nog zit. En dat haar vroegere bakker en groenteboer ook niet uit de buurt zijn verdreven. ‘Als de omstandigheden dat noodzakelijk zouden maken, zegt ze, ‘dan verhuis ik zo weer naar Wittevrouwen terug.’

Volgende deel: Utrechters leven langer dan vroeger