Door Arno Flier - Onlangs had ik de eer om met mevrouw Van der Most van Spijk te spreken. Een dame, prachtig en elegant ‘oud’ geworden, met een jeugdige twinkeling in haar ogen. Vol van verhalen, levenslessen en bescheidenheid.

Ze was tijdens de Tweede Wereldoorlog een verzetsstrijdster, hoe zou ze eruit zien? Hoe praat iemand die opstond voor haar overtuiging toen zo velen dat niet deden? Vragen die opkwamen toen ik op weg was naar mevrouw Van der Most van Spijk, woonachtig in Utrecht Oost, en gedecoreerd voor haar moed in donkere dagen.                                   

Maar hoe begin je zo’n gesprek? Gelukkig hoefde ik geen vragen te stellen. Mevrouw Van der Most van Spijk vertelde van meet af aan over haar bewogen oorlogsjaren.

"Het begon in februari 1943, de Duitsers sloten de universiteit waar ik net was begonnen aan mijn studies Geschiedenis en Spaans. Ik werd benaderd via de Nederlandse Christelijke Studenten Vereniging om secretarieel werk te doen voor een groep, Christenen voor Socialisme, geleid door Henk van Randwijk. Op deze wijze raakte ik betrokken bij de ‘Zwitserse Weg’."

Christenen voor Socialisme? De Zwitserse Weg?

"Christenen voor Socialisme waren veelal studenten die vanuit hun (protestantse) geloofsovertuiging streefden naar een rechtvaardige wereld. De groep werd geïnspireerd door de Zwitserse theoloog Karl Barth (die religie als een ‘onnatuurlijke’, menselijke uitvinding zag en het geloof als een directe verbinding met God en de natuur, red). Onze taak was om de Nederlandse regering in ballingschap te informeren over maatschappelijke ontwikkelingen in bezet gebied.

We hadden een speciale methode hiervoor ontwikkeld. We maakten micro-foto’s van zoveel mogelijk illegale pers zoals het Parool, Vrij Nederland en Trouw, maar ook van informatie over belangrijke personen en bedrijfsinformatie. We verwijderden het plastic beschermlaagje van de foto’s met aceton zodat er nog maar een flinterdun papiertje overbleef. De papiertjes rolden we dun op om een koperen staafje en staken we in holle Caran d’Ache potloden. Die potloden werden iedere twee weken met verschillende koeriers via België en Frankrijk naar - het neutrale - Zwitserland gesmokkeld, en vanuit daar naar Londen."

En met wie werkte u toen?

"Je wist zo weinig mogelijk over elkaar. Dat was om jezelf en anderen te beschermen voor het geval de Duitsers je zouden oppakken. Het waren naast predikanten, advocaten en journalisten veelal studenten. Als student hadden we geen gezinnen om voor te zorgen, en we hadden geen studie omdat de universiteit gesloten was. En er was natuurlijk de grote woede over de bezetter, vooral hoe hij omging met de Joden. Verschrikkelijk."

Mevrouw Van der Most van Spijk kijkt stil naar de grond. Haar gedachten lijken af te dwalen.

"We vonden het ‘gewoon’, je kon niet anders. Als ik vergelijk wat ik deed met wat anderen deden, stelde het niet zoveel voor. Ik heb nog nooit een wapen vastgehouden…"

Kun je alleen een held zijn met een wapen in je hand?

"Nee, nee, natuurlijk niet. Er zijn zo velen geweest die met gevaar voor eigen leven vluchtelingen hebben verborgen, hebben gezorgd dat onderduikers een veilig onderkomen kregen…"

‘Verberg de verdrevenen, en meld de omzwervende niet…’. Dat brengt ons toch weer naar de huidige tijd…

"Ja nog steeds…ik maak me daar zo ongerust over, als je kijkt naar wat er nu gebeurt, vreselijk. Als ik kijk naar mijn eigen jeugd, naar de jeugd van mijn kinderen, en nu naar de jeugd van mijn kleinkinderen…elke generatie is anders, en staat voor andere uitdagingen."

Wat vindt u van de huidige generatie? Hoe staat die in het leven?

"Ik vind de huidige generatie zo ongelofelijk energiek, vol van hoop en zo positief. Vol vertrouwen in een betere toekomst, en altijd bereid om zich in te zetten daarvoor. Prachtig."

Mevrouw Van der Most van Spijk ca 1940.

…volgens mij waren we nog niet klaar met uw herin-ne-ringen aan de oorlog…

Met een knipoog: "Ik kan nog wel wat vertellen. Vanaf 1944 was ik actief bij de ‘Groep Kees’. Kees Dutilh was de oprichter van een spionagegroep die de troepenbewegingen van de Duitsers naar de Engelse inlichtingendienst telegrafeerde. De marconisten waagden hun leven. De Duitsers reden continu door de stad met hun ‘peilwagen’ om (illegale) zenders op te sporen. Vele telegrafisten hebben de oorlog niet overleefd... Mijn taak was om de teksten te coderen en naar de tele-grafist te brengen. Daarnaast moest ik gecodeerde berichten ontcijferen en bij Groep Kees afleveren.

Een keer gebeurde het dat onze apparatuur was opgespoord en in beslag genomen. Ik moest – met de fiets – een nieuw apparaat ophalen. We hadden een speciaal systeem waarin we naar een boerderij in de Biesbosch moesten fietsen (vooraf wist je nooit precies welke boerderij dit was, dat hoorde je pas als je contact opnam bij een vooraf afgesproken punt). Toen ik aankwam in de Biesbosch was het al donker. Nu was de gehele Biesbosch ‘Sperr-gebiet’, verboden terrein. En al helemaal na zonsondergang. Na uren rond-zwerven vond ik mijn contactadres, waar ik gelukkig kon blijven overnachten. De volgende dag ben ik met het apparaat achter op mijn fiets, dwars door verboden terrein, naar Amsterdam toe gefietst."

Over heldenmoed gesproken…dat klinkt als een avontuurlijk jongensboek...

Mevrouw Van der Most van Spijk lacht. "Ik vond het wel meevallen hoor, maar ik heb er ooit nog wel een lintje voor gekregen…"

Terug naar Utrecht. De oorlogsperiode was voor heel Nederland moeilijk, maar Utrecht nam een wel heel ‘ongemakkelijke’ positie in…

"Ja, dat klopt. Ik woonde vanaf 1943 in Amsterdam, maar ik heb natuurlijk veel meegekregen toen ik in Utrecht woonde in het begin van de oorlog. Het was vergeven van de NSB’ers, met Mussert die vlakbij (in Utrecht Oost, red) woonde en natuurlijk het hoofdkwartier van de Duitsers aan de Maliebaan. Het is achteraf zo onwerkelijk dat Utrechtse politie-agenten Joden opspoorden en naar Amsterdam stuurden, terwijl een groot gedeelte van de studentenpopulatie actief was in het verzet."

In die moeilijke omstandigheden, was er plaats voor een ‘Oranjegevoel’?

"Het Oranjegevoel was heel sterk! We droegen oranje broches als teken van verzet. Daarnaast luisterde iedereen die ook maar enigszins in de gelegenheid was naar Radio Oranje. Dat was al een risicovolle activiteit, omdat de Duitsers het bezit van radio’s verboden hadden."

Toen volgde de bevrijding in mei 1945. Bent u nog lang in Amsterdam gebleven?

"Nee,ik ben eigenlijk direct teruggegaan naar Utrecht,om mijn studie weer op te pakken. Ik werd gevraagd in het bestuur van de UVSV; samen met mijn medestudentes probeerden we het verenigingsleven weer vorm te geven, en een leven ‘na de oorlog’ op te bouwen."

Dank u voor dit interview, wat een inspirerend verhaal…

(glimlachend) "Dat valt wel mee hoor, ik deed wat ik kon.

Er zijn nog zo veel anderen geweest…"

Hebt u nog een advies voor de jonge generatie, die nooit oorlog, gevaar of armoede heeft meegemaakt?

"Ik hoef de jonge generatie geen advies te geven. Ik zie zo veel intelligentie en moed om me heen. Er zijn in elke tijd grote uitdagingen, maar ik weet zeker dat elke generatie daar uiteindelijk het juiste antwoord op heeft…"

-

(Dit artikel is eerder gepubliceerd in het Koningsblad Alex van het oranjecomite Utrecht-oost en is met toestemming van de auteur overgenomen.)