Jos Bours (1946) richtte in 1977 met een groep toneelmakers het Stut Theater op, dat samen met bewoners uit Utrechtse wijken toneel maakte over wat er in de buurten leeft. In 'Utrechtse toe(n)standen' kijkt hij terug op die jaren en de ‘gewone mensen’ die hij tegenkwam. Soms verbaast hij zich over het verschil tussen toen en nu. Dan weer vraagt hij zich af of er eigenlijk wel iets is veranderd. 

"Ach ja, de jaren zeventig. Toen alles kon en mocht. Dat waren nog eens tijden! Toen had je nog eenheid onder de mensen. We hadden het niet breed, maar het was in ieder geval gezellig. Niet die haat en nijd zoals het nou is."

Ja. Je zou –achteraf- haast tranen van in je ogen krijgen van die mooie verhalen. Maar worden de dingen met terugwerkende kracht niet altijd mooier voorgesteld? En wordt de waarheid over vroeger niet altijd een beetje gedraaid in de gewenste richting? Uiteindelijk zegt heimwee meer over de tijd waarin we nú leven dan over de tijd waarnaar we zo terugverlangen. Denk ik.

Ik kwam in 1970 in Utrecht wonen. Daar gaf ik als dramaturg les op de Academie voor Expressie. Studenten van mij liepen stage in Pijlsweerd, op de Casimirschool aan de Weerdsingel. Een heel andere wereld dan de 'toneelacademie' op het Janskerkhof.

"Oho, wat een zootje apaartelingen!" zei een moeder uit Pijlsweerd toen ik haar een keer mijn school liet zien. "En de helf hier is zo nat as 'n pasgeverfde deur!"

Ja. Pijlsweerd was een totaal andere wereld. Op en top een volkswijk. Een van de scholen in de wijk was de Casimirschool en daar was Joop Groen in 1974 hoofd. Meester Groen en zijn team waren heel andere onderwijzers dan de meesters en juffen van vroeger. Toen dachten ze: de leraar moet niet dalen, het kind moet klimmen!

Maar in de jaren zeventig kwamen steeds meer leerkrachten achter hun lessenaar vandaan om zich te verdiepen in de wereld van het kind. Die wereld wilden ze in hun lessen betrekken, zodat de kinderen leren leuker zouden gaan vinden. En dus tot betere prestaties zouden komen. Meester Groen haalde iedereen zijn school binnen van wie hij dacht dat ze daarbij konden helpen. Ook mensen van de toneelacademie dus.

Wat was de wereld van een kind in Pijlsweerd in die dagen? Aan de ene kant was nog veel nog hetzelfde maar tegelijkertijd veranderde alles. Er waren heel veel kinderen en de huizen waren klein en slecht. De wijk was volgebouwd, er waren nauwelijks speelvoorzieningen. In de smalle straten stonden steeds meer auto's en het werd steeds gevaarlijker om daar een balletje hoog te houden.

Op de Herenweg bijvoorbeeld werd zo vaak te hard gereden dat er een actiecomité werd opgericht. Dat was iets heel nieuws in die tijd: actiecomités van buurtbewoners die zich er niet bij neerlegden. Die geen huurverhogingen meer wilden betalen terwijl er niets aan de huizen werd gedaan. Die niet nóg meer kantoren in de wijk wilden. En nieuwbouw op het Houtplein en het einde van de Stichting Volkswoningen daar.

Vooral vrouwen namen het voortouw en dat was misschien nog wel de grootste verandering. Iedere wijk had z’n eigen voortrekster: Pijlsweerd had Hennie de Jong, Wijk C Corrie Huiding, Lombok Greet Baars en het Verdomhoekje (bij de Daalsetunnel) Rie van Brakel. Tegelijkertijd waren de familiebanden nog hecht, vader werkte, moeder deed het huishouden en had er vaak nog een 'werkhuissie' naast.

De kinderen voedden ook elkaar op. De wereld was de buurt en tijdens de straatfeesten trokken de bewoners van de Tiendstraat en de Blokstraat -net als vroeger- in optocht langs de huizen. Die intussen steeds meer werden bewoond door Turkse gastarbeiders. En die deden hun kinderen vooral op… de Casimirschool, bij meester Groen. “Cor van de Kerkweg” zat opeens naast “Halil uit Karaman”. Die geen woord Nederlands sprak.

"Turkie augurkie", zei Cor.

Pets pats, deed Halil.

Nee, dat ging niet goed. “Misschien moeten we daar eens in een speciale week aandacht aan besteden”, zei meester Groen. “Kunnen jullie van de toneelacademie niet een stukkie daarover opvoeren?” (wordt vervolgd).