Met 'Vluchteling in eigen land, Arnhemse oorlogskinderen over de evacuatie van 1944' heeft de Utrechtse journaliste Ineke Inklaar een uniek boek geschreven. Het gaat over een onderdeel van de geschiedenis van WO II dat buiten Gelderland onbekend is en dat in de provincie nog altijd taboe is.  

Het is het aangrijpende verhaal van kinderen die de Slag om Arnhem meemaakten, daarna halsoverkop uit de stad moesten vluchten en vervolgens negen maanden verdreven van huis en haard bij vreemden moesten doorbrengen. Het is een relaas over Arnhemse kinderen die door de oorlog geen kind meer konden zijn.  

Op 23 september 1944 dwong de Duitse bezetter 97.500 Arnhemmers om hun stad – van het ene op het andere moment – te verlaten. Een gemeentebestuur, dat deze uittocht had kunnen begeleiden, was er niet meer. Het Rode Kruis nam de leiding op zich (en kwam daardoor later in een slecht daglicht te staan).  

Bijna alle Arnhemmers vertrokken, ruim 50.000 inwoners gingen naar Apeldoorn. Die plaats werd overlopen. En het villadorp was al overvol doordat veel panden waren gevorderd voor Wehrmachtpersoneel en doordat Nederlandse rijksdiensten met bijbehorende ambtenaren daar naartoe verhuisd waren. Daarom werden de stedelingen in de omliggende Veluwse dorpen opgevangen. En daar hadden ze het doorgaans zeer, zeer slecht.  

Uit de verhalen komen onthutsende verhalen want de voornamelijk christelijke boeren hebben veelal met tegenzin meegewerkt aan de door de overheid opgelegde opvang, omdat hun dominees zeiden dat de vernietiging van Arnhem de straffe Gods was. Ook keken de boeren neer op de Arnhemmers die vaak een baan in de dienstensector hadden en nu (onhandig) ruw werk op het land moesten verrichtten.  

De opvanggezinnen gaven de evacués, voor wie ze kostgeld kregen van de evacuatiedienst, vaak slecht te eten. Veelal moesten de evacués met kleding, sieraden en geld betalen voor een enkel ei of een liter melk. (Een voorbeeld uit het boek: een boerin blies op de melk die ze uitschonk, zodat de room aan de kan zou blijven plakken voor het boerengezin).  

Wat opbrak verder was het cultuurverschil tussen de Arnhemmers en de Veluwse boeren, die was groot. Een voorbeeld: een boerendochter lacht een evacué uit die zijn tanden poetst. De boeren hebben de evacués ondergebracht in kippenschuren, bakhuizen en andere bouwsels die onvoldoende bescherming boden tegen de barre kou van de winter van 1944/’45.  

VERBORGEN LEED:  

Zie hier het taboe: de Arnhemmers werden opgevangen, hadden onderdak. En moesten dankbaar zijn. Ze hadden de hongerwinter niet meegemaakt (?!), hadden niet geleden in concentratiekampen, hadden geen familieleden verloren. Na de oorlog kon daar niet over gepraat worden: de stad, waarin slechts 200 huizen heel gebleven waren, moest weer worden opgebouwd. Veel ouderen zeggen dat ze spijt hebben dat ze het onderwerp nooit met hun ouders hebben besproken.  

Dat gold ook voor Ineke Inklaar. Zij is dochter van Arnhemse evacués. Haar ouders zijn al geruime tijd dood. De motivatie van haar zoektocht was meer te weten komen over de evacuatiegeschiedenis van haar vader en moeder die daar nooit over wilden vertellen omdat dat te pijnlijk was. Ze heeft niet kunnen achterhalen waar haar ouders verbleven.  

Boek

Tot 25 september kunnen geïnteresseerden voorintekenen via evacuatiearnhem@gmail.com. Het boek (252 pagina's, rijk geïllustreerd) kost 20 euro en wordt in Utrecht aan huis gebracht. Na die datum kost het 24,95 euro plus eventuele verzendkosten.

Ineke Inklaar.