Sportjournalist Ton de Ruiter legt sportieve verbanden tussen heden en verleden en gaat dit keer met het oog op de naderende Grand Depart terug naar de Zuilense wondermasseur Jan van Dinteren.

Willy Voet is op weg naar Dublin waar in 1998 de Tour de France start. Op een landweggetje bij de Belgisch-Franse grens wordt hij aangehouden door de douane. Ze treffen een auto aan vol geladen met dopingproducten. Voet is wielersoigneur bij Festina.

Jan van Dinteren is een collega van Voet, maar dan in een tijd dat over het gebruik van stimulerende middelen nog niets is geregeld. In 1901 wordt hij geboren in Oosterhout. Op 25-jarige leeftijd gaat de Brabander aan de slag als verzorger in de wielerwereld. Over zijn werk zegt hij in het Utrechts Nieuwsblad van september 1961: ,,De jongens verschonen, wassen en masseren.’’ Ome Jan is op dat moment al 45 jaar in het vak, woont niet meer in het Brabantse maar is verhuisd naar een eenvoudige benedenwoning in de Zuilense Minister Talmastraat.

Met recht is de voormalige gemeente Zuilen trots op tuinderszoon Michel Stolker, als wielrenner drie keer deelnemer aan de Tour de France. Maar wat te denken van de staat van dienst van Jan van Dinteren. Vijftien keer reist hij als soigneur naar de Tour de France, zeven maal is hij present in de Ronde van Italië en in 250 zesdaagsen kneedt hij de spieren van de rondjes draaiende coureurs.

Jan van Dinteren streelt de ledematen van de Italiaan Fausto Coppi, van de Belgen Rik van Steenbergen en Stan Ockers, van de Nederlanders Gerrit Schulte, Peter Post en Arie van Vliet, van de Zwitser Hugo Koblet, van de Duitser Rudy Altig, de Deense baanrenner Palle Lykke en vele anderen.

Rik van Looy, de Keizer van Herentals, wint 1961 Parijs-Roubaix, de Ronde van Vlaanderen, Luik-Bastenaken-Luik en wordt wereldkampioen op de weg en dat alles onder de hoede en het toezicht van Jan van Dinteren. Een legendarische soigneur met een bijzondere reputatie, een grootheid in zijn vak.

Hoe Jan van Dinteren in de Zuilense Minister Talmastraat terechtkomt valt niet te achterhalen. Misschien ligt het gevoelig en in die tijd vraagt een verslaggever het niet na. Bij de baankampioenschapen in 1941 verschijnt  wielrenner Cor Wals in het shirt van de SS en wordt tijdens zijn ereronde als Nederlands kampioen stayeren bedolven onder de zitkussentjes.

Na de oorlog moet Wals voor het gerechtshof in Den Bosch verschijnen en wordt veroordeeld. Bij het proces is Van Dinteren getuige namens de verdachte en zegt daar: ,Mijnheer Wals was streng doch rechtvaardig.’’ Volgens Wals was ook Van Dinteren lid van de NSB, maar jaren later hoort de jonge Theo de Rooy van ‘Ome Jan’ andere verhalen over het flikken van baanrenners, die samenspanden met de Nazi’s.

De jonge Harmelense wielrenner ontmoet in de Minister Talmastraat een charismatische man. Ruim over de 70 jaar, in een witte doktersjas, met een doorleefde stem en  een Vlaams accent. In een interview in Trouw zegt De Rooy: ,,Het was de tijd dat de soigneurs de spuiten en ampullen nog in de achterzak hadden. Ik hing aan zijn lippen. Ineens zei hij: ‘Theo, ik ga van jou een topcoureur maken als je doet wat ik zeg. Je krijgt drie keer per week spulletjes en je stopt met je studie.’ Ik keek op mijn horloge en zei: Ome Jan, het is half vijf, ik moet nog huiswerk maken.’’

Een soigneur in die tijd doet meer dan kleding wassen, het zweet en modder van het gezicht vegen en de spieren soepel maken. Duitse en Britse piloten gebruiken in de oorlog pepmiddelen om wakker te blijven tijdens nachtelijke vluchten en die producten vinden hun weg naar de zesdaagse, waar de renners en personeel aan slapen nauwelijks toekomen. Kwakzalvers zijn het, halve artsen zonder opleiding.

Soigneurs in de jaren 60 en 70 leren het vak van ‘Ome Jan’. Piet Libregts is één van hen. Later, als ploegleider van Frisol, stuurt hij Fedor den Hertog in het voorjaar van 1977 langs bij Jan van Dinteren. In zijn biografie zegt Den Hertog: ,,Die man was met allerlei intraveneuze injecties bezig. Alle grote kampioenen doen het, zei hij.’’

Fedor moest er niets van hebben en haakte af toen hij de nachten voor de koers van Jan van Dinteren niet bij zijn vrouw mocht slapen. De soigneur ging luisteren bij de deur van de slaapkamer of ze de liefde bedreven onder het motto. ,,Je verspilt er energie mee.’’ Voor Fedor den Hertog is het de druppel: ‘Of Van Dinteren weg bij Frisol of ik ga weg.’

In de Tour de France van 1950 is Jan van Dinteren soigneur van de Nederlandse ploeg. Henk de Hoog, Sjefke Janssen, Gerrit Voorting, Frans Vos, Wim de Ruyter en de pas 19-jarige Woutje Wagtmans zijn de renners. Het wordt een drama. Na het uitvallen van vijf renners worden Pijnenburg, Moeskops en Van Dinteren uit koers gezet. Alleen Wim de De Ruyter rijdt verder. Per trein reist Van Dinteren hem achterna en masseert hem na afloop in het hotel. De Ruyter eindigt als 28e op 2 uur, 1 minuut en 40 seconden van winnaar Ferdi Kubler. De Rotterdamer verdient duizend gulden en moet 700 euro betalen aan Van Dinteren.

In hetzelfde jaar overlijdt Zaankanter Gerard van Beek tijdens de Zesdaagse van Berlijn. Hij krijgt een klapband, verliest de macht over het stuur en knalt met zijn hoofd tegen de balustrade. Een operatie in het ziekenhuis redt zijn leven niet. Van Beek moet naar Nederland worden vervoerd. Dat zou veel geld gaan kosten, want behalve transportkosten moet er voor grensoverschrijdend verkeer een speciale kist worden gemaakt met een zinken binnenbak. Arie Vooren, met wie de gevallen coureur een koppel vormt, en soigneur Jan van Dinteren trekken de overledene zijn burgerkloffie aan en zetten hem als slapende passagier op de achterbank. Met veel lef en wapperend met drie paspoorten rijden ze van Berlijn naar Zaandam en leveren daar het lijk af bij het uitvaartcentrum.

De naam van Jan van Dinteren duikt ook op in het voetbal. Op de elftalfoto van Volendam in het seizoen 1972-1973 staat een bejaarde man met een pet. Trainer Hans Croon haalt hem naar Volendam. Speler Wim Kwakman zegt in 2003 in Voetbal International: ,,We kregen regelmatig vitaminepreparaten toegediend. Laten hoorden we verhalen over doping. Nooit geweten of het zo was, maar die dingen werkten erg goed. Op zaterdagmorgen vanaf acht uur mochten alle speler een half uur langs komen  voor een massage. Van Dinteren had gouden handen.’’

In krantenartikelen komt zijn naam nadien niet meer voor. Een datum van zijn overlijden is niet te vinden. Mocht u het wel weten dan hou ik mij aanbevolen.

Jan van Dinteren links op de elftalfoto van Volendam.  Foto: Chris Sangers