Biem Lap, gids van Kerken Kijken Utrecht in de Jacobikerk, dook in de historie van de kanonskogels die in 1576 vanaf kasteel Vredenburg op de stad werden afgevuurd. Hij maakte er een serie artikelen over, vandaag deel 3: De strijd begint...

De commandant van het kasteel Vredenburg trof ook zijn voorbereidingen en op 21 december 1576 begon de strijd nog onverwachts door een uitval van Spaanse soldaten die huizen in de brand staken.

Stadhouder Bossu was toen nog niet in Utrecht, hij kwam begin januari 1577 in Utrecht aan. Inmiddels hadden de Utrechtse belegeraars kleine kanonnen gehesen op de torens van de Mariakerk, de Buurkerk, de Jacobikerk en op stadskastelen Fresenburg. Oudaen en Blankenburg.

Een Utrechter merkte toen op: ’t Was met ons kinderwerk, die kleine stukjes op de hoge torens en huizen te zetten eer wij tegen het kasteel beschanst waren. Ook was ’t niet te bestaan tegen een zo geweldig kasteel.[1]

Met de kanonnetjes werd over de hoofden van de belegeraars op het kasteel Vredenburg geschoten. Het kasteel schoot terug en beschikte over betere kanonnen en zo werden de Mariakerk en de Jacobikerk zwaar beschadigd, muren van stadskasteel Blankenburg, Fresenburg en Oudaen werden in puin geschoten.

De Mariakerk 60 jaar na de beschieting. De linkertoren is zo goed als geheel verdwenen. Van de rechtertoren is de hoge spits er af geschoten. Tekening van Saenredam, 1636. HUA

De Buurkerk werd ook getroffen en er kwam zelfs een kogel in de Pieterskerk terecht. De kanonniers aan de Utrechtse kant hebben het zwaar te verduren gehad en voor zover ze het er levend van hebben afgebracht waren ze snel vertrokken. Na die paar dagen is er niet meer op de torens geschoten.

Willem van Oranje zorgde ervoor dat er tien kanonnen uit Holland aan Utrecht bezorgd werden en de hoplieden en de bestuurders van Utrecht aanvaardden dit aanbod met graagte, ondanks het feit dat men wist dat Willem lid van de calvinistische kerk was geworden.

De Staten van Utrecht tekenden eind december 1576 - zeer tegen de zin van commandant d’Avila - de Pacificatie van Gent en was het duidelijk dat Utrecht het Spaanse garnizoen de stad uit wilde hebben. Door de wijze waarop het leiderschap van de belegering werd vormgegeven is goed te begrijpen dat er sprake was van een zeer complexe situatie in Utrecht.

De kanonnen waarmee Vredenburg schoot waren van zeer verschillend kaliber en er werd met ijzeren en stenen kogels geschoten met een doorsnee variërend van 9 cm tot en met 17 cm. De meeste kogels die later bij opgravingen zijn gevonden waren ijzeren kogels met een diameter van ongeveer 15 cm.

De kogel uit 1576 zoals die nu te zien is onder het orgel van de Pieterskerk. Foto: Katrijn Kuypers.

Tot ongeveer 400 meter was het mogelijk gericht te schieten, maar erg trefzeker waren de kanonnen niet. Van de ongeveer honderd schoten die op de Buurkerk waren afgevuurd troffen er maar twintig doel. De andere kogels zullen ook de nodige schade hebben aangericht maar behalve de opmerking van Haakma Wagenaar dat er een catastrofale verwoesting was aangericht, heb ik daarover vooralsnog geen andere geschreven tekst gevonden[2].

De kartouwen waren de grootste kanonnen, die ongeveer 10 schoten per uur konden afvuren. Daarna moest het kanon grondig schoongemaakt worden om weer gebruiksklaar te zijn. Het was een hele klus om een kartouw af te schieten en als er een kogel afgeschoten werd dan kreeg het kanon een terugstoot van zo’n drie meter.

De soldaten in het kasteel waren zelf niet in staat deze grote kanonnen  af te schieten. D’Avila liet zeven ‘busmeesters’ uit Amsterdam overkomen om ze te bedienen. De kartouwen konden ook niet over de schans van het kasteel schuin naar beneden richten om de belegeraars die dicht bij het kasteel opgesteld stonden te raken. Dan rolden de kogels uit de loop. Ze waren slechts geschikt om de kerktorens en de stadskastelen te beschieten.

De kartouwen schoten kogels af die 48 pond wogen. De Utrechtse belegeraars beschikten bij het beleg over evenveel kanonnen als de Spanjaarden in het kasteel. Beide partijen hadden ongeveer 30 kanonnen. Wat manschappen betreft waren er in het kasteel ongeveer 170 Spanjaarden en 28 Duitse huursoldaten. Van die laatsten liepen er 17 over. 

De belegeraars hadden uiteindelijk acht burgervendels en acht vendels huursoldaten, bij elkaar ongeveer 4000 man.[3] Het was de bedoeling om het kasteel volledig af te snijden van aanvoerlijnen en dat is goed gelukt. De Utrechtse burgerij wilde dat er sneller een einde aan de strijd gemaakt zou worden en wenste het kasteel te bestormen. Dat gebeurde niet want het kasteel hees de witte vlag in begin februari 1577 en Bossu onderhandelde met d’Avila over hoe de aftocht zou kunnen plaatsvinden en kwam al snel tot resulataat.

De Spanjaarden verdwenen zonder trommelslag en met gevouwen vaandels op 11 februari 1577 uit Utrecht. Daarna is er nog enkele maanden gesteggeld over wat er met het kasteel zou moeten gebeuren. Op initiatief van de burgerij waar Katrijn van Leemput een legendarische rol in heeft vervuld werd het kasteel in mei 1577 gesloopt[4].

Vervolg morgen: Schade aan de kerken...

[1] Deze informatie is van ir. E Muller in zijn hoofdstuk Krijgsverrichtingen uit Vredenburg Gekraakt, van de Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht 1977, pag.64. Marlies van Leeuwen, gids van KKU in de Jacobikerk, sprak in haar lezing voor de KKU gidsen op 26 aug. 2021 over vendels die niet groter waren dan ongeveer 100 man.

[2] Van Hulzen schrijft in Utrecht in opstand een heel leesbaar en wetenswaardig hoofdstuk Het beleg van Vredenburg pag. 88 – 116 waar ook de complexiteit van het leven in Utrecht in die tijd goed wordt weergegeven.

[3] Deze informatie is van ir. E Muller in zijn hoofdstuk Krijgsverrichtingen uit Vredenburg Gekraakt, van de Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht 1977, pag.64. Marlies van Leeuwen, gids van KKU in de Jacobikerk, sprak in haar lezing voor de KKU gidsen op 26 aug. 2021 over vendels die niet groter waren dan ongeveer 100 man.

[4] Van Hulzen schrijft in Utrecht in opstand een heel leesbaar en wetenswaardig hoofdstuk Het beleg van Vredenburg pag. 88 – 116 waar ook de complexiteit van het leven in Utrecht in die tijd goed wordt weergegeven.