Fred Penninga - lid van het Utrechtse Stadsdichtersgilde - schrijft wekelijks een actueel stadsgedicht. Dit keer onder de titel:

DUART, EVELIEN, RUBEN EN TANJA

 -

Dakloos zijn, dat kan toch helemaal niet fijn zijn;

dakloos zijn wens ik niemand toe; het doet pijn!

 -

Ze zitten met z’n vieren onder de brug

op het nog droge deel van de Catharijnesingel

van betonblokken bouwden ze een soort van (t)huis

waar ze samen eten, samen slapen in ‘n tochtige rioolbuis.

 -

    Meneer De Krant, die wappert er op los en eromheen

    en schrijft ‘de gemeente stond op de stoep’. Welke stoep?

    En schrijft vier monden na: ‘We worden op straat gezet, zomaar’.

    Maar waar zitten ze dan nu. . . onder die brug? Hoe heet het daar?

 -

Het klinkt alsof ze willen zeggen: ‘Dakloos zijn, da’s pas fijn!’

Ik weet het niet, volgens mij doet dakloos-zijn chronisch pijn.

Er is toch in heel Utrecht wel ergens één huisje voor de vier?

Wie samen eet, slaapt, drinkt; kan vast ook samen wonen!

 -

Dakloos zijn wens ik niemand toe, het doet pijn;

dakloos zijn, dat kan toch helemaal niet fijn zijn?