De delicatessenwinkel van Jac. Bostelaar is al drie generaties lang, sinds 1935, gevestigd in de Steenweg, de winkelstraat met de hoogste vastgoedprijzen van Utrecht. Hoe overleef je al die veranderingen in het winkelbestand om je heen zonder zelf te veranderen? Een gesprek met Jolanda Bostelaar

Interview door Jan Jansen

“De winkelinrichting is 80 jaar hetzelfde gebleven,” vertelt Jolanda Bostelaar (48) “Het is een echt familieproduct, door mijn opa en oma opgezet, door mijn ouders voortgezet en door mij nu in dezelfde traditie gehandhaafd. De producten zijn langzaam veranderd naar delicatessen gericht op de Engelse en Amerikaanse consumenten. Dat is nu de specialiteit. Dat geeft vaak problemen met de import, want in Nederland mogen alleen goedgekeurde kleur- en smaakstoffen worden toegepast terwijl daarvoor in Amerika geen restricties zijn. We zijn nu een luxe delicatessenzaak met daardoor duurdere producten. Als je iets bij een supermarkt kunt kopen, haal ik het uit de schappen.”  

De winkel werd in 1935 begonnen door Jacques Bostelaar en zijn vrouw. Jacques werkte bij Albert Heijn en kreeg te maken met sluiting van de winkel waar hij werkte. “Mijn opa dacht: dat kan ik ook voor mezelf en heeft samen met mijn oma dit pand aan de Steenweg 21-23 gekocht. Ze richtten zich in eerste instantie op koffie en thee, in die tijd luxe producten. Later kwamen daar koekjes, bonbons en dergelijke bij. Het waren echte middenstanders, zoals winkeliers genoemd werden. Alles was op de winkel gericht. Ziek zijn was er niet bij. Ik hoorde van mijn vader en maakte zelf ook mee dat als je je niet lekker voelde en niet wilde werken, werd getest wat je nog wel zou kunnen.”

Opa Jacques heeft tot zijn dood in 1965 in de winkel gewerkt. “Toen heeft mijn vader, ook Jacques genaamd, de winkel overgenomen. Mijn oma is erna nog vier jaar bij blijven werken tot haar dood in 1969. Mijn vader is als eerste potten Hak gaan verkopen, waardoor het een kleine supermarkt werd met groenteprodukten. Versprodukten kocht je toen bij de groenteboer, melkboer, bakker. Mijn ouders zelf waren grote liefhebbers van Engels eten en van de Engelse cultuur en traditie. We gingen er jaarlijks met mijn zus Jacqueline op vakantie. We hadden een grote stationwagen die we op de terugweg volstopten met Engelse producten. We moesten oude kleren op de heenweg meenemen om die daar te kunnen weggooien om zoveel mogelijk te kunnen volstouwen. Je kunt je wel voorstellen hoe we op de terugweg zelf tussen de blikken rondom ingepakt terugreden.”

Jolanda Bostelaar. Foto: Jan Jansen

Zo ontwikkelde Jac. Bostelaar zich tot de enige delicatessenwinkel in Utrecht waar Engelse en Amerikaanse klanten uit de directe en verre omgeving dankbaar gebruik van gingen maken. Ook Nederlanders die op vakantie in Engeland en Amerika waren geweest waren blij met het assortiment. “De Steenweg is de beste locatie voor deze speciaalzaak. Het is een druk voetgangersgebied met veel toeristen. We hebben een grote etalage waar je alles goed kunt uitstallen. Verder hebben we nooit reclame gemaakt. Mijn opa zei altijd: de beste reclame is mond-tot-mondreclame. We hadden ook een persoonlijk contact met veel van onze klanten. Veel werd op bestelling gekocht en thuisbezorgd. Per klant hadden we een boekje waar we opschreven wat ze gekocht hadden. Aan het eind van de week werd dat dan contant afgerekend. De bekende advocaat Piet Doedens, die aan de Oudegracht woonde, liet echt alles thuisbezorgen. Daar fietste soms heen voor een pak suiker.”

Jolanda Bostelaar is de derde generatie. Ze is alleenstaand. “Ik ben hier opgegroeid met alle winkeliergezinnen die er vroeger waren. Het was hier echt een dorp. Winkeliers woonden altijd boven de winkels. Je had Vocking, de slager van de bekende Vockingworst, Vorst kleding, Harm de kapper, juwelier Esmann, Foest kleding, Wagenoord de fietsenwinkel. Polak was de eerste dumpwinkel.

Je hielp elkaar waar nodig. Al die winkels zijn inmiddels verdwenen. Ik ben de enige die is overgebleven. Met allemaal heb ik nog wel contact. Omdat ik hier nog steeds zit komen ze regelmatig langs en praten we bij. Sommigen hebben het er nog erg moeilijk mee weg te zijn gegaan. Het is leuk om over vroeger te praten met ze. Ouderen weten nog van de Hekelsteeg, hiernaast, waar de hoeren zaten en waar de boeren, die op zaterdag naar de markt gingen, eerst langskwamen. Ook met de nieuwe winkeliers is er over het algemeen een goed contact.”

Jolanda heeft de winkel van haar ouders en grootouders in dezelfde stijl doorgezet. “Mijn vader heeft net als zijn vader ook tot zijn dood in de winkel gewerkt. Hij is op 81 jarige leeftijd, in 2007, plotseling in de badkamer dood neergevallen. Ik woonde samen met hem thuis en werkte al in de winkel. Een enorme schok want we deden alles samen. Hij was een echte gangmaker en causeur. Altijd positief gericht en zeer betrokken bij de winkel. Het is best een zware opgave de winkel in je eentje te houden. Gelukkig hoef ik niet meer zelf naar Engeland om spullen te kopen, het gaat nu via een importeur. Maar door de zondagopenstelling betekent het voor mij nu zeven dagen per week werken. Alleen op bijzondere dagen en uitzonderingen wil ik een beroep doen op vrienden. Financieel is betaald personeel inschakelen onhaalbaar.”

'Jac. Bostelaar, delicatessen' is Jolanda’s leven. Het is een kostbaar erfgoed met zorg opgebouwd en door twee vorige generaties nagelaten. Het past bij de Engelse stijl waarin veel waarde wordt gehecht aan tradities. Jolanda heeft fysieke beperkingen door een auto-immuunziekte maar kracht gekregen door haar opvoeding: niet zeuren maar doorgaan!

De Steenweg is de meest drukbezochte winkelstraat. Het is een van de eerste verharde straten in Utrecht omdat de straat zich in het hart van de middeleeuwse handelswijk Stathe bevond. Voor 1200 was het al een marktgebied, waar in 1427 door het gilde werd bepaald dat boter, kaas en eieren alleen nog in de Steenweg verhandeld mochten worden. Eeuwenlange handel en nijverheid zouden ertoe leiden dat de hoogste grondprijzen betaald moesten worden om je in de Steenweg als winkelier te kunnen vestigen.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in De Oud-Utrechter van 29 september en is met toestemming van de auteur overgenomen.