Door Jim Terlingen - De moeder van Wim Wiss uit Lelystad woonde als kind op de Obrechtstraat in Utrecht. Ze kon zich haar hele leven lang het joodse gezin Witteboon-Cohen herinneren dat enkele deuren verderop woonde. Allevier zijn ze vermoord.

Wim legde vandaag voor hen struikelsteentjes voor Obrechtstraat 64. Daarop staan de gegevens van Martijn Witteboon (1902-1945), Ré (Rena) Witteboon-Cohen (1908-1942), Philip Salomon Witteboon (1937-1942) en Froukje Cohen-Hagens (1874-1943).

Het aantal struikelstenen in Utrecht komt hiermee op 163. 

De vier steentjes

Wim Wiss hield rondom de plaatsing een toespraak die we hier mogen plaatsen:  
  

Vernederd, beroofd, opgesloten, onder dwang gedeporteerd en vermoord...

Dat was de welhaast niet te bevatten realiteit voor 102.000 van de 105.000 tijdens de bezetting in de Tweede Wereldoorlog in Nederland wonende mensen met een Joodse afkomst, of zij die voldeden aan andere criteria, welke door de Nazi-bezetter en hun helaas talrijke aantal Nederlandse collaborateurs in hun misdadige waanzin daarvoor opgesteld waren.

Zo ook voor het gezin dat in de avond van vrijdag 2 oktober 1942 – na Spertijd uiteraard – deze deur achter zich sloot en met hun koffertjes met voorgeschreven inhoud naar het treinstation ging.

Een vader van 39 jaar oud, een moeder van 33 jaar oud, hun zoontje – dat net een paar dagen eerder 5 jaar was geworden – en een oma (haar moeder) van 68 jaar oud.

De volgende dag kwamen zij aan in het doorgangskamp Westerbork, waar oma al vrij snel overgeplaatst werd naar een barak, speciaal bedoeld voor de verzorging van zieken en bejaarden. Drie weken later al, op vrijdag 23 oktober 1942, vertrokken vader, moeder en kind met de trein richting het oosten.

Twee dagen later stopte de trein op het station van Cosel, zo’n 80 kilometer westelijk van Auschwitz, waar alle mannen tussen de 15 en de 55 jaar oud de trein uitgejaagd werden om, als zij door de Nazi’s voor werken geschikt geacht werden te zijn, verder naar dwangarbeiderskampen gebracht te worden. 

Zo ook de vader van dit gezin.

Moeder en kind werden, samen met alle overgeblevenen, verder naar Auschwitz vervoerd, waar zij allen na aankomst op 26 oktober 1942 meteen zijn vermoord. 

Drie maanden later brachten een aantal hoge SS’ers een bezoek aan Westerbork en vonden dat er daar – naar hun smaak – veel te veel bejaarden en zieken vertroeteld werden en dat er maar eens opruiming gehouden moest worden. Dit leidde tot een zieken- en bejaardentransport, dat op dinsdag 9 februari 1943 uit Westerbork vertrok en 3 dagen laten in Auschwitz aankwam, waar alle gedeporteerden meteen bij aankomst zijn vermoord.

Zo ook de oma van dit gezin.

De vader van dit gezin heeft van oktober 1942 tot januari 1945 in diverse kampen in het tegenwoordige Polen dwangarbeid verricht. Toen het Rode Leger uiteindelijk niet te stuiten bleek, besloot de SS-leiding alle kampen in het oosten op te ruimen en alle nog levende gevangenen, door middel van wat we nu de “dodenmarsen” noemen, naar het westen te verplaatsen.

Zo ook de vader van dit gezin.

Op zondag 21 januari 1945 vertrokken zij, te voet in een barre koude, richting het westen naar het concentratiekamp Gross-Rosen, waar onder onmenselijke omstandigheden graniet gewonnen werd voor de mooie nieuwe hoofdstad van het Nazi-rijk. Wie niet verder kon of wilde lopen, werd ter plekke vermoord. De gevangenen die Gross-Rosen haalden, werden kort daarna op een goederentrein richting het concentratiekamp Buchenwald gezet, om vervolgens op weg daarheen dan nog een aantal malen door geallieerde vliegtuigen onder vuur genomen te worden.

Misschien is de vader van dit gezin al op de weg naar Gross-Rosen vermoord, of misschien na aankomst daar. Of misschien behoorde hij tot de ongelukkigen, die door het geallieerde vuur gedood werden. We weten het niet. We weten alleen met zekerheid, dat hij op 7 februari 1945 niet meer in leven was en daarom wordt die datum formeel gezien als de datum waarop hij is vermoord.

Elk mens sterft tweemaal.

De eerste keer fysiek, wanneer het hart en alle lichaamsfuncties stoppen. 

De tweede maal als hij of zij niet meer wordt herinnerd. Nooit meer de naam wordt genoemd. Een mens is pas werkelijk overleden wanneer hij of zij is vergeten. Verdwenen uit ons geheugen en ons hart. Verdwenen van de aardbodem.

Maar zo lang hun namen genoemd blijven worden leven zij voort.

Mijn moeder herinnerde zich dit gezin en toonde mij bijna acht jaar geleden hun namen, en daarom kan ik nu het volgende gaan doen.

 

MARTIJN MEIJER WITTEBOON, 

RENA ESTELLA COHEN

PHILIP SALOMON WITTEBOON

FROUKJE HAGENS

 

Jullie namen staan geschreven.

Jullie namen zijn genoemd.

Jullie namen zijn gehoord.

Jullie worden niet vergeten.