Herman van Tongerloo is een Utrechtse zanger, saxofonist, liedjesschrijver en librettist. Voor Nieuws030 schrijft hij met regelmaat impressies over de Utrechtse plekken waar hij vaak is geweest en die zijn leven hebben gevormd. 

Dit is deel 3, Prins Bernhardlaan (2)
    

Halverwege de tweede galerij van de flat op de Prins Bernhardlaan woonde de familie Land. Vader Land werkte als arbeider bij de DEMKA. Ik zie hem voor me als een dunne man in een iets te ruime blauwe overall met zwarte vlekken en strepen. Moeder Land was een lange tengere vrouw in een bloemetjesjurk, met een sigaret in haar mond. Zoon Gertjan was een vriend van mij. We waren een jaar of zes.

De familie Land had als een van de allereerste televisie. Ik was door Gertjan uitgenodigd om te komen kijken. We liepen naar binnen. De flat zat tjokvol mannen, iedereen rookte. Door de mist zag ik dat er op tv een voetbalwedstrijd gaande was. Mevrouw Land zette ons voor de meute neer; een mooi plekje op de grond. 

Er werd veel commentaar gegeven door het publiek, één man liep zelfs boos naar de TV om de scheidsrechter terecht te wijzen. Plotseling steeg er een enorm gebrul op van al die mannen. Een orkaan van geluid. Ik was verbijsterd en werd midden in mijn schrik door iedereen omhelsd, meegenomen in een soort oerdans. Ik begreep dat Elinkwijk had gescoord en had gewonnen. Ik wou niet meer naar huis. Hier gebeurde het.

Een aantal jaren later, toen ik zelf al lang was verhuisd, kwam ik nog eens op Gertjans verjaardag. Hij had een fiets gekregen. Ik zag gelijk dat het een opgeschilderd  tweedehandsje was. Zwarte lak, een beetje bobbelig. Ik zou een nieuwe fiets krijgen van mijn opa, als ik acht werd. Met blokken op de trappers gemonteerd.

Iets verderop in de flat woonde de tweeling Peter en Robbie Lablanche. Toen ik nog in de flat woonde, speelde ik er graag. Het was er licht ingericht, afgestemd op kinderen. Dat viel me op, het contrast met thuis waar het donkere Poolse ameublement van eikenhoud het interieur domineerde. We gingen min of meer gelijk naar de kleuterschool. Soms haalde ik ze op, soms bleef ik spelen. Ze verhuisden naar Amsterdam Noord. De laatste keer bij hen over de vloer voelde vreemd. Mevrouw Lablanche schreef het nieuwe adres op een stukje papier: Grasweg Amsterdam Noord. Ik leerde het uit mijn hoofd en verheugde me op het logeren. 

Dat is er nooit van gekomen. Ik heb nog wel een ansichtkaart gehad. En ik leerde iets over goede voornemens.

Tegenover de flat stond een kleine boerderij in het weiland dat zich uitstrekte tot de Vecht. Er woonde een familie; een beetje ongeregeld. Van de ene op de andere dag was het huis verlaten, de ramen dichtgetimmerd en prijkte op de deur een blauw bordje waarop, begrijp ik nu, ‘onbewoonbaar verklaarde woning’ moet hebben gestaan. Ik ben een kijkje gaan nemen. Ik wrong me door de geforceerde achterdeur naar binnen. Er hingen gordijnen met rode blokjes voor de gebarsten ramen, voor een deel stukgetrokken. Er stond nog een grote ronde tafel. Asbakken met peuken. De vloer was voor een gedeelte opgebroken en er stond water in de kruipruimte.

Ik voelde een vege verlatenheid en werd overspoeld door verlangen naar de flat aan de overkant. Weg uit het stervende huis.

Aan de kant van de Koolhovenstraat was tegen de blinde muur van de flat een kleuterschool gebouwd. Mijn kleuterschool, die er nog steeds staat, maar nu leunt tegen de opvolger van het gebouw waar ik in gewoond heb. Een week voor mijn vierde verjaardag ging ik aan de hand van mijn moeder kennismaken. Ik had er zin in; er was prachtig speelgoed. Ik telde de dagen af. Ik weet nog dat ik voor het eerst moest poepen op school. De juf zei dat ik alleen naar de wc mocht! Als ik klaar was, mocht ik de juf roepen. ‘Ik ben klaar!’, schalde door het gebouw. Ik was er trots op dat ik mijn eigen billen had afgeveegd. De juf kwam het nog eens overdoen! Ze was er goed in. Ik vond het ongemakkelijk.

In de tweede klas zwaaide juffrouw Kastelein de scepter. Ik heb nog een helder beeld van de klas met de banken en stoelen en de rust in het lokaal. Ik voelde mij een hele Piet in de ‘bovenbouw’. Ik herinner me mijn klasgenoot Karel Sturm, die van een blokje hout een microfoon had gemaakt en de klas toesprak. Ik vond het razend knap. Een ander klasgenootje was verliefd op mij, dacht ik. Ik kon het wel een beetje waarderen, maar vond het tegelijkertijd lastig. Het was niet wederzijds.

Vlak voor de laatste grote vakantie was op het langgerekte grasveld tussen de twee rijstroken van de Prins Bernhardlaan een grote hijskraan een gat aan het graven. Ik stond op het pleintje naast de school klaar om naar huis te lopen. Ik zag de grote bak van de hijskraan een hap nemen van de grassige Zuilense klei en stak in een grote impuls van nieuwsgierigheid de weg over. Een doffe klap en ik was weg. Meneer Sywertse had mij met zijn motorfiets (BMW 500)  van de weg geschept. Ik weet nog dat ik bijkwam en overal om mij heen benen zag staan, een woud van schoenen en sokken als een haag om mij heen. 

Uitgerekend die dag waren mijn ouders afgereisd naar Gouda; daar was iets belangrijks. Ik had een zeer zware hersenschudding en mocht niet meer dan absoluut noodzakelijk vervoerd worden. Tante Rietje regelde een plek: ik werd opgevangen door oma Knipschild. Er werd een bed voor mij neergezet naast dat van opa Knipschild. Hij had terminaal kanker en vond het fantastisch dat ik hem gezelschap hield. We voerden lange gesprekken; hij maakte me vaak aan het lachen. Oma kookte echt voor mij. Gebakken aardappeltjes, gehaktballetjes. Oma K en ik vonden wel dat opa weinig at. Opa beloofde meer zijn best te doen. Ik was twee weken bij Oma en Opa K. Op de Daalsedijk met uitzicht op de Vecht

Ik moest platliggen! Plassen in een fles en poepen in een ondersteek. Van het liggen produceerde ik alleen nog keiharde drolletjes. Oma Knipschild pulkte met alle liefde, die ze in zich had, mijn vastgelopen ontlasting keutel voor keutel uit mijn kinderkontje. Ik moest stevig persen van haar. Wat een bevrijding! Na twee weken ging ik terug naar mijn ouders. Daar heb ik nog vier weken plat moeten liggen. Zo ging dat toen.

   

Herman van Tongerloo

> Dit was deel 1 (Mijn eerste huis) en dit deel 2 (Prins Bernhardlaan, deel 1)