Dik Binnendijk – Met het steuncomité ‘Panelen voor Paul’ waren we afgelopen zondag op bezoek bij de biologische bakkerij Koekie van Paul Meijer in Arnhem. Paul staat elke vrijdag met zijn brood- en gebakkraam op de biologische boerenmarkt in Utrecht op het Vredenburgplein.

Ik geloof dat de actie ‘Panelen voor Paul’ rond de 7000 euro heeft opgeleverd; ieder geval voldoende geld voor zonnepanelen op het dak van de bakkerij, maar... ze liggen er nog niet; ze komen er wel! Zie: Zonnepanelen voor Paul.

Na de rondleiding door de bakkerij zei Jan van Arkel mij: “Weet je al dat Willem Hoogendijk is overleden?” “Ach nee!!!” “Jij hebt zeker ook geen kaart gehad, hè! Nou, je bent niet de enige. Morgen om twee uur is de crematie in Hilversum. Je kunt wel met ons meerijden.” “Graag!” Jan had de rouwkaart meegenomen. En daar zag ik het staan: ‘Na een lang en rijk leven is Willem, immer bevlogen, rustig thuis overleden.’

Willem Hoogendijk. Foto: Dana Snellens, met toestemming (CC BY-SA 4.0)

Ik kan me niet meer herinneren wanneer ik Willem voor het laatst heb gezien en gesproken. Hoewel hij ook in Utrecht woonde, kwamen we elkaar maar zelden tegen. Één ding is duidelijk: Willem Hoogendijk is mijn ‘geestelijke vader’ of mijn ‘politieke vader’ geweest. Dankzij hem ben ik in 1970 milieuactivist geworden.

Over dat begin heb ik de column Zwemmen of niet! geschreven. Uiteindelijk ben ik zo’n dertien jaar actief geweest in Aktie Strohalm, een kleine maatschappijkritische milieuactiegroep. Die periode is absoluut bepalend geweest voor mijn verdere leven. 

Actievoeren vond ik veel belangrijker dan studeren, maar na ruim twaalf jaar ben ik toch echt afgestudeerd. Ik zorgde ervoor dat mijn afstudeeronderwerpen in mijn studie biologie allemaal iets met het milieu te maken hadden. Ik ben niet het leger ingegaan, maar ik heb mijn vervangende dienstplicht gedaan als wetenschapsjournalist. Vervolgens heb ik vier jaar les gegeven op de universiteit bij de afdeling ‘Biologie en Samenleving’.

Kort samengevat poogde ik studenten bewust maken van de maatschappelijke relevantie van hun onderzoek en van de keuzes die ze daarin maken. Vanaf 1988 ben ik weer teruggegaan naar de journalistiek. Een jaar later werd ik gevraagd om ook les te gaan geven op de School voor Journalistiek in Utrecht. Was ik Willem niet tegengekomen, dan was ik vast een ‘brave’ chemisch bioloog geworden, die werkzaam was in de industrie. 

Voordat Willem Hoogendijk naar Utrecht kwam, werkte hij zo’n vijf jaar als jurist bij de Raad van Europa in Straatsburg. Daar realiseerde hij dat - als er niets gebeurde - de wereld en het milieu naar de knoppen zouden gaan. Hij wilde er wat aan gaan doen.

Cultureel podium Kargadoor. Foto: Dik Binnendijk (2021)

Hij stopte in Straatsburg en vond na enige tijd een baan bij het culturele vormingscentrum de Kargadoor (Oudegracht 36). En daar organiseerde hij in 1970 de eerste milieudemonstraties in ons land. Hij stond aan de wieg van onder meer de werkgroep Milieuverwoesting, Aktie Strohalm, de Stichting Aarde en de Stichting voor MilieuEdukatie (SME). 

Ook begeleidde Willem Hoogendijk op de Kargadoor andere maatschappijkritische groepen, zoals Action Fuego (club van Nederlandse oud-strijders in de Spaanse Burgeroorlog tussen 1936-1939), Kabouters, Dolle Mina’s en dergelijke. Maar zijn hart lag toch vooral bij de kritische milieubeweging.

Een stukje van een ingezonden brief van hem in Trouw van 29 mei 2019:

Onze huidige economie met haar geldgedreven groeidwang is bezig haar ecologische draagvlak ernstig te beschadigen. Haar product is negatief. Dus is elke materiële krimp, elke verlichting van onze voetafdruk op de planeet welkom. Zaak is een gezonde lokale economie op te bouwen, met moestuinderijen, ambachten en lichte industrie....

In feite geeft dit citaat het centrale thema weer in de publicaties van Willem Hoogendijk, zoals  Economie Ondersteboven en De grote Ommekeer. Hij noemde zich ook wel een krimppionier en schreef daar in 2015 een column over op het Platform DSE (voor De Grote Transitie naar een Duurzame en Solidaire Economie).

‘Immer bevlogen’, dat was hij zeker. Tot het laatst toe.