Binnendijk – Utregdikkies (6)

Gepubliceerd: zaterdag 7 juni 2025 08:50
In 1967 ging Dik Binnendijk in Utrecht studeren en twee jaar later kwam hij er wonen. De universiteit was toen nog bijna volledig gevestigd in panden in de stad. In de onregelmatig verschijnende serie ‘Utregdikkies’ schrijft Dik over persoonlijke herinneringen die gekoppeld zijn aan straten, buurten, gebouwen en gebeurtenissen in de stad.
Dik Binnendijk - Voor dit gesloten hek heb ik eind januari ook gestaan nadat ik een bezoek had gebracht aan het voormalige snijlab in de Telingstraat. Dat was in het pand waar nu VluchtelingenWerk Nederland is gevestigd. Gevoelsmatig staat dit hek midden in het doodlopende straatje ’t Hoogt, loodrecht op het eind van de Telingstraat en het begin van de Slachtstraat.
Of het hek er in 1967 al was, weet ik niet. En zo ja, dan stond het overdag altijd open. Het grijze gebouw rechts op het plein moest toen nog worden gebouwd. De open ruimte werd vooral gebruikt om fietsen te stallen. En daarna ging je het gebouw in voor een college. Of toen ook al dat wapenschild boven de deur hing: geen idee.
Net zoals de andere eerstejaars kwam ik dit universiteitspand altijd binnen via die achterkant. College en hup weer weg naar het volgende college. Het duurde misschien wel een jaar voordat ik door had dat het de achterkant was van een groot universiteitspand. De hoofdingang was aan het Janskerkhof. Sinds eind 1981 heeft de juridische faculteit het pand in gebruik; officieel nu: de Faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie.
Dat het een ‘rechtenpand’ was geworden, wist ik wel. Maar voor welk college of welk biologisch vak kwam ik er toen? Ik was er wel uitgekomen als ik toen op internet gezocht had, zoals ik dat een paar dagen geleden gedaan heb. Maar door een toeval wist ik het eerder.
Afgelopen week had ik bezoek van jaargenoot Piet van Dijck. Hij is net zoals ik ook in 1967 met de studie biologie begonnen. Na zijn pensionering als biochemicus is hij zich gaan verdiepen in de Utrechtse geschiedenis. Hij verzorgt met een aantal andere schrijvers de tweewekelijkse rubriek ‘Op pad met Oud-Utrecht’ in DUIC. Hij was bij mij op bezoek om me te polsen of ik eventueel mee wilde draaien in dat schrijverscollectief.
Natuurlijk haalde we ook herinneringen op uit onze beginjaren.
“Weet jij nog wat er vóór de faculteit Rechten in dat pand in ‘t Hoogt heeft gezeten?”
“Zoölogie. Weet je dat niet meer?”
“Nee... Zoölogie dus! Maar nu snap ik wel waarom dat snijlab in die oude school in de Telingstraat was! Je weet wel, waar we in die haaien konden snijden. Dat was dus vlakbij!.... En in die collegezaal in ‘t Hoogt gaf Kipp dus altijd college.”
“Nee Dik, dat deed hij in het Botanisch lab op de Lange Nieuwstraat.... Raven gaf er wel college.”
“Goh, over Raven heb ik acht jaar geleden nog een column geschreven... Herinner jij je nog hoe we door hem ontvangen werden?”
“Ga Frans doen! Engels, scheikunde, wiskunde maar geen biologie!”
Zo werden wij - nieuwbakken biologiestudenten - welkom geheten. Die ochtend in 1967 had prof. dr. Christiaan Pieter Raven (1906-2001) net gehoord dat er wel tachtig eerstejaars biologen aankwamen in Utrecht. Tot nu toe waren dat er veertig. Hoe moest de opleiding die studenten allemaal opvangen? Dat is gelukt. Tegenwoordig beginnen elk jaar rond de vierhonderd nieuwkomers aan hun biologiestudie.
Raven was hoogleraar Zoölogie, in het algemeen: de studie naar dieren. Hij was zelf vooral geïnteresseerd in weekdieren en embryologie. Bij weekdieren of mollusken moet je denken aan slakken, mossels, oesters, inktvissen en dergelijke. En de embryologie is de studie naar de vroege ontwikkeling van een bevruchte eicel.
De prof was meestal gekleed in een driedelig pak met daaroverheen een witte labjas. Alleen, zo vaak zagen wij hem niet. Zijn medewerkers gaven de eerste- en tweedejaarscolleges en ook de practica. Vooral de colleges van lector dr. P.J. Kipp werden door ons studenten massaal bezocht. Daarom gaf hij les in een grotere collegezaal (over Kipp meer in Utregdikkie 7).
Bij Raven deed je wel het mondelinge tentamen. Alle biologietentamens waren pas in het derde studiejaar. We wisten dat - als je bij Raven tentamen deed - je gekleed moest zijn in een donkerblauw driedelig kostuum. Had je dat niet aan, dan werd je weggestuurd of je haalde gewoon het tentamen niet. Dus ik moest er ook een hebben. Ik denk dat ik dat pak al in mijn eerste jaar had. Ik herinner me een galabal van de Utrechtse Biologen Vereniging. Daar had ik al dat kostuum aan.
Ik heb me tot een kleine tien jaar geleden nooit gerealiseerd dat dat pak een financiële rib uit het lijf was voor mijn ouders. Mijn zus Petra heeft me dat toen verteld. Blijkbaar was 1967-1968 een jaar waarin het voor mijn ouders moeilijk was om financieel rond te komen. Het inkomen uit de boerderij wisselde nogal. Ik had geen volledige studiebeurs; mijn ouders betaalden ook een deel van de studie.
Dat driedelig donkerblauw heb ik maar weinig gedragen. Op dat galabal dus, een verjaardag thuis en verder denk ik op die mondelinge tentamens. Die waren altijd wel jasje-dasje, maar zeker bij Raven: driedelig donkerblauw. Het pak heeft na het behalen van mijn kandidaats biologie jarenlang werkeloos in mijn klerenkast gehangen.
In die jaren droeg je - zeker als linkse milieuactivist - dat soort kleding niet meer. Ik krijg ineens wel een vaag visioen dat ik dat pak ooit nodig had voor een of andere milieuactie, waarbij we netjes gekleed moesten zijn. Alleen jammer: ik was flink in gewicht toegenomen en ik kon dat driedelig donkerblauw niet meer met goed fatsoen aan. Het pak hangt al jaren niet meer in de kast. Ik heb geen idee meer wie ik daarmee gelukkig heb gemaakt.