Interview door Jan Jansen

Zijn laatste solo, die tot eind december dit jaar is geboekt, heet: ‘Er zijn nog kaarten’. Deze titel symboliseert zijn toneelcarrière want zijn voorstellingen zijn nooit uitverkocht. Hij heeft talloze bewonderaars omdat zijn liedjes zonder uitzondering hoogtepunten zijn door hun taal, scherpzinnigheid en emotie.

Hij houdt zijn publiek een spiegel voor waardoor men zich vaak ook ongemakkelijk voelt. Daar trek je natuurlijk geen volle zalen mee. Nu, na een kwart eeuw gevecht tegen de middelmaat en de bezoekersaantallen gooit hij het bijltje erbij neer. Hij zingt: “Ik wil niet steeds maar hoeven te vechten, ik wil het ware, het mooie en het echte.”

“Mensen komen nu naar mijn voorstelling als een soort ramptoeristen. Ze hebben eerdere voorstellingen gezien of van anderen over me gehoord en willen het nog zelf meemaken. Tot mijn eigen verbazing willen theaterdirecteuren me nog steeds boeken. Mijn laatste solovoorstelling is eind december in Utrecht in de Blauwe Zaal. Dan valt het doek. Ik ben een cabaretier die wil zuigen en zeiken. Het is geweldig om mensen met mijn liedjes te stangen en ze een spiegel voor te houden. We leven in een tijd van opgepompte imago’s. Reclames willen constant verleiden. Ze geven het gevoel dat je alles kunt kiezen. Mensen zijn gewend gepleased te worden. Ik wil ze juist de andere kant van het leven laten zien en hoop dat er iets verandert in de hoofden.”

Jeroen van Merwijk. Foto: J. Jansen

Zijn  voorstellingen gaan tot het randje. “Ik speelde in Breda in het Chassé-Theater. Zag dat het publiek dat de zaal binnenkwam uitermate chique was gekleed. Niet echt publiek voor mij dus. Heb ze direct de volle laag gegeven. Tijdens mijn liedje ‘Het leven is kut’ voelde ik de woede uit de zaal opkomen. Er kwam volop protest. Ik heb het zaallicht laten aandoen en mensen gevraagd weg te gaan als ze dat wilden. De helft bleef zitten. Die snapten dat ze in de maling genomen werden en wat er aan de hand was. Juist een cabaretier moet kunnen confronteren door iets te zeggen dat ze niet willen horen maar waar ze wel naar luisteren. De helft van mijn publiek verwenst me en de andere helft vindt me geweldig. Aan het eind van de voorstelling in Breda kreeg ik een staande ovatie.”

Jeroen van Merwijk (58) is opgegroeid op het Kanaleneiland. “Dat was toen een heel nieuwe wijk met mooie huizen en prachtige rozenperkjes als openbaar groen. Een wijk met alleen ‘witte’ bewoners. We moesten het in de hele wijk doen met maar één kleurling, Julian Coco, de gitarist die van Curaçaose afkomst is. Ik zat op katholieke De Zeven Gavenschool aan de Trumanlaan en was een goede leerling."  

"Voetballen was de lust in mijn leven. Ik speelde in de selectie van Zwaluwen Vooruit en wilde graag profvoetballer worden. Mijn vader had niets met voetbal. Trouwens, er gingen nooit ouders mee naar wedstrijden. We gingen zelf op de fiets naar uitwedstrijden. Fietsten dan bijvoorbeeld naar Houten. Maakte onze tegenstander in met 16-0 en fietsten gezellig met z’n allen weer terug. Omdat er geen ouders langs de kant stonden om ons als spelers op te naaien waren er ook nooit rellen. Juist door fanatieke ouders ontstaat er vaak gedoe.”

Na zijn gymnasiumopleiding op het Bonifatiuslyceum begon van Merwijk in 1972 met de studie Nederlands aan de Gemeentelijke Universiteit in Amsterdam. “Dat was een volstrekt doorgedemocratiseerde opleiding. We kregen maar vier uur college per week. Studenten bepaalden zelf wat goed voor ze was. Professoren van naam werden zonder probleem door studenten gekapitteld. Na mijn kandidaats ben ik naar de universiteit in Utrecht gegaan en daar begonnen met de studie Middeleeuwse Letterkunde. Toen zag ik dat ik in Amsterdam weinig had opgestoken en qua kennis en vaardigheden ver achter lag bij mijn medestudenten. Daardoor heb ik besloten het roer radicaal om te gooien en ben naar de  kunstacademie in den Haag gegaan om kunstschilder te worden.”

Al tijdens zijn opleiding op de kunstacademie is van Merwijk columns gaan schrijven. “Ik schreef radiocolumns voor de KRO die ik live in het jongerenprogramma ‘Rauhfaser’ mocht voorlezen. In het begin een keer per week later twee keer per dag. Ging dan ’s morgens om half zes een krant halen om op basis van de actualiteit een column te schrijven die ik even later op de radio voorlas. Ik deed dan bijvoorbeeld een bekende buitenlandcorrespondent na die tijdens zijn verhaal compleet ontspoorde. Ze moesten bij de opnamen het geluid vaak dempen omdat ik bij mijn columns steeds harder begon te schreeuwen. Dat is het begin geworden van de inmiddels dertig verschillende cabaretvoorstellingen die ik al die jaren gedaan heb.”

Nu, na een lange carrière als cabaretier, stopt hij eind dit jaar met solovoorstellingen. Hij speelt nu nog maar een keer per week. Wel is hij nog regelmatig te zien op tv bij programma’s als Opium TV en Kunststof. “Ik treed nu vaak op zondagmiddagen op in kerken. Met preken over moraliserende onderwerpen onder de titel ‘Het Sermoen van Jeroen’. Het hoeft niet over het geloof te gaan. Laatst heb ik opgetreden in de Geertekerk tijdens een Culturele Zondag. Het zijn optredens van ongeveer een uur waarmee ik door het hele land toer. Schilderen maakt een belangrijk deel uit van mijn activiteiten en is mijn grote passie. Eind maart heb ik een expositie van mijn pentekeningen geopend in Giethoorn. Ik heb een huis in Frankrijk waar ik vooral in de zomer schilder, teken en teksten schrijf. Ik heb sowieso veel geschreven met zo’n 1000 columns, 350 hoorspelen voor de KRO, boeken, liedjes, sketches enzovoort.“

Publieke optredens en cabaret zit Jeroen van Merwijk in het bloed. “Ik ben nu samen met mijn buurtgenoot in de Dichterswijk en vriend Harrie Jekkers, teksten aan het schrijven voor een nieuw theaterprogramma. Harrie is een echt Haags icoon, onder andere bekend van het lied ‘O, o, Den Haag ‘. We gaan samen dertig try-outs doen om te kijken wat er bij het publiek aanslaat. Ik moet wel uitkijken om steeds zoveel energie in mijn werk blijven steken want ik heb de laatste tijd veel mensen om me heen dood zien gaan. Hoe het met optredens verder gaat weet ik niet. Weet alleen dat ik de aard van het beestje toch niet kan veranderen.”

(Dit artikel werd eerder gepubliceerd in De Oud-Utrechter van 27 mei 2014)